79
30 November 1950.
Wanneer een Lyceum, waarvoor deze regeling geldt,
om redenen van financiële aard genoodzaakt is ge-
noemde schoolgeldplichtigen over een bepaald jaar,
naast het gewone schoolgeld, een bijdrage te doen be-
talen, dan zal op het totaal bedrag waarmede op deze
wijze de genoemde schoolgeldplichtigen zullen worden
belast in mindering worden gebracht de bijdrage, welke
over dat jaar volgens artikel 1 wordt ontvangen. Bij de
bepaling van de bijdrage der schoolgeldpîichtigen moet
met hun financiële draagkracht rekening worden ge-
houden.
De Lycea zijn verplicht vöör 1 April van ieder jaar
aan burgemeester en wethouders in te zenden:
a. een afschrift van de aan de Minister van Onder-
derwijs, Kunsten en Wetenschappen ingezonden ex-
ploitatierekening over het voorgaande jaar;
b. een overzicht van ontvangsten en uitgaven voor
zover deze niet voor subsidiëring door het Rijk in
aanmerking komen, met toelichting daarop;
c. een opgave van het totaal-aantal leerlingen der
school per 15 September van het jaar, voorafgaande
aan dat waarover de rekening loopt.
De hiervoor vermelde gegevens worden voor het eerst
ingezonden voor 1 April 1951 over het jaar 1950.
De Lycea verstrekken aan burgemeester en wethou-
ders verder die gegevens die deze voor de bestendi-
ging van de bijdrage menen nodig te hebben.
De uitbetaling van de bijdrage zal geschieden op 1
Maart, 1 Juni, 1 September en 1 December, telkens
voor één vierde gedeelte.
De in dit besluit bedoelde bijdrage wordt verleend
te rekenen met ingang van 1 Januari 1950.
Artikel 4.
Artikel 5.
Artikel 6.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van
30 November 1950.
ris, Dp vonrrittpr