111
30 November 1950.
2e Afd.
BIJDRAGEN AAN BIJZONDERE SCHOLEN
VOOR M.O. EN V.H.O.
Aan de Raad,
In Uw vergadering van 28 September j.l. werd be-
handeld het raadsstuk No. 79 over het hierboven ver-
melde onderwerp. Over het bepaalde in art. 3 van het
ontwerp-besluit werd uitvoerig van gedachten gewis-
seld, doch er werd daarover geen overeenstemming be-
reikt.
De heer Ir. J. Kooymans stelde tijdens de besprekin-
gen een amendement voor om de laatste zin van ge-
noemd artikel te laten vervallen, een gedachte waar-
tegen dezerzijds ernstige bedenkingen bestonden.
Over een voorstel van de Heer Mr. R. C. Bakhuizen
van den Brink om de stemming over dit amendement
en over het voorstel aan te houden, staakten in ge-
noemde vergadering de stemmen. In Uw vergadering
van 26 October j.l. werd dit voorstel van orde aan-
genomen, zodat de behandeling van ons voorstel nu
pas in Uw vergadering van 30 November kan worden
voortgezet.
Onder dagtekening van 20 November j.l. heeft de
heer Ir. J. Kooymans inmiddels aan Uw Raad kennis
gegeven, dat hij zijn bovenbedoeld amendement intrekt
ten gunste van een inmiddels ingediend amendement-
Dr. van Bruggen, luidende:
Art. 3 wordt gelezen:
,,De lycea zullen aan de schoolgeldplichtigen van
de in dit besluit bedoelde leerlingen niet de voor-
waarde mogen stellen, dat zij lid der vereniging
zijn of worden.
Wanneer een lyceum, waarvoor deze regeling
geldt, om redenen van financiële aard genoodzaakt
is genoemde schoolgeldplichtigen over een be-
paald jaar, naast het gewone schoolgeld, een bij-
drage te doen betalen, dan zal op het totaal bedrag
waarmede op deze wijze de genoemde schoolgeld-
plichtigen zullen worden belast in mindering wor-
den gebracht de bijdrage, welke over dat jaar