352
30 November 1950.
de beschikbare woningen apart te houden en daarover
door een woningbouwvereniging te laten beschikken,
omdat dit zeker tot onbillijkheden aanleiding zal geven.
Het vraagstuk van de woonruimte voor jonggehuwden
is z.i. niet zo urgent als dat voor de gezinnen met kin-
deren. In vrijwel alle gemeenten wordt voor jongge-
huwden geen andere woonruimte beschikbaar gesteld
dan twee kamers en keuken. Later zullen zij voor hun
meerdere behoefte zeker gehoor vinden.
De heer van Lent, wethouder, is het met de heer Mr.
Zeelenberg eens, dat dit plan heus geen voordelige
transactie betekent. Hij heeft enkel maar te kennen
willen geven dat de woningen in 50 jaar worden afge-
schreven en na die tijd er nog zullen zijn. Als de mid-
denstandswoningen door particulieren zouden zijn ge-
bouwd, dan zouden zij er na 50 jaar ook nog zijn, maar
dan heeft de gemeente er geen zeggenschap over en
er dus ook geen voordeel van. Bovendien geldt voor
woningbouw door particulieren, dat slechts 70 der
woningen voor Heemstedenaren is.
Naar aanleiding van de wens van de heer Mr. Zee-
lenberg om ook eens hoogbouw toe te passen, zegt
spreker, dat in het nieuwe uitbreidingsplan voor hoog-
bouw gelegenheid wordt geboden. Het wachten is dan
nog maar op aanvragen van bouwers.
Ten aanzien van het verschil in de cijfers van het
aantal woningen dat gebouwd is door particulieren
tussen de heer Zegwaart en spreker, merkt spreker op,
dat reeds 96 woningen zijn gebouwd met een inhoud
van 40.236 M3, terwijl toestemming voor bouwen is
verleend voor een inhoud van 52.000 M3 in de vrije
sector, hetgeen zou neerkomen op 120 woningen.
Ook spreker is van mening, dat de oplossing voor de
kleine gezinnen moet worden gezocht in de duplex-
woning, die later met een geringe wijziging weer tot
een zeer behoorlijke woning is te veranderen. Het is
sprekers bedoeling spoedig een plan met dit type wo-
ningen bij de raad in te dienen.
Spreker weet niet wat met het bouwen in de vrije
sector in de toekomst zal gebeuren, n.l. of dat al of
niet onder het bouwvolume komt te vallen.
Tegen één uitlating van de heer Zegwaart heeft
spreker toch wel bezwaar, n.l. waar hij zegt, dat het