14
25 Januari 1951.
gevolg wordt gegeven, zal het personeel over 1950 nog
een klein bedrag ontvangen. In verband met de stijging
van de prijzen, acht spreker het van betekenis dat spoe-
dig tot een regeling wordt gekomen.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wet-
houders omtrent deze zaak op een tweesprong staan.
Zij hebben onder het personeel een enquête ingesteld
naar de vraag welke kosten het voor ziekte in de afge-
lopen jaren heeft moeten maken. Burgemeester en wet-
houders beraden zich nog of zij het risico voor de ge-
meente zullen nemen of dat zij het advies van het
Centraal Orgaan zullen aanvaarden. Spreker wijst cr
nog op, dat de rechten op 1 Juli 1950 ingaan, zodat het
personeel niet in 't gedrang komt.
De heer Zegwaart merkt nog op, dat het hier slechts
een kwestie van een voorziening voor lj^ jaar betreft,
omdat in 1952 deze zaak wettelijk geregeld zal worden.
De termijn is nu dus nog maar 1 jaar. Het is voor spre-
ker dan ook de vraag of de gemeente daaraan nu nog
veel studie moet besteden. De regering heeft bovendien
geadviseerd geen eigen ziekenfonds te vormen.
De Voorzitter zegt toe, dat burgemeester en wet-
houders spoed zullen betrachten.
De heer van der Linden zegt, dat burgemeester en
wethouders zich in de Novembervergadering bereid
hebben verklaard tot het uitgeven van volkstuintjes.
Spreker wijst er op, dat het nu tijd wordt om de tuin-
tjes te gaan bewerken, waarom hij spoedig bekend-
making verzoekt dat tuintjes kunnen worden aange-
vraagd.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
antwoordt, dat reeds sedert een maand tuintjes aan de
Glipperweg worden uitgegeven. Spreker dacht dat dit
van algemene bekendheid was.
De heer van der Linden vraagt bij de toewijzing voor-
rang te verlenen aan volkstuinders, die hun grond zijn
kwijt geraakt door bebouwing van hun tuin en ook
gelegenheid te geven voor het huren van een behoorlijk
stuk.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
zegt overweging toe.
