25 Januari 1951. 15 De heer van der Linden zegt, dat hij, in tegenstel- ling met de inwoners, die in de pers critiek uitoefenden op het bestrijden van de gladheid in deze gemeente, een woord van lof wil spreken voor de wijze waarop het personeel van de gemeente-reiniging de gladheid heeft bestreden. Het is spreker opgevallen, dat enkelen van het per- soneel zich geroepen achtten tegen dit geschrijf te moeten ageren. Spreker is daardoor onaangenaam ge- troffen. Ifij vraagt of burgemeester en wethouders met hem van mening zijn, dat een en ander via het college van burgemeester en wethouders dient te geschieden en of zij bereid zijn om sprekers wens aan de dienst kenbaar te maken. De heer van Lent, wethouder, dankt voor de woor- den van waardering aan het adres van de dienst ge- sproken. Spreker onderschrijft dat het personeel altijd klaar staat. Het is nu het streven om de dienst zo te ver- volmaken, dat nu zand gestrooid wordt voor dat het glad wordt. Ook spreker was over de verschenen pu- blicaties verontwaardigd. Hij heeft dan ook de directeur van openbare werken geadviseerd daar tegen in te schrijven. omdat dit hem de meest eenvoudige weg leek om de verkeerde mening de kop in te drukken. De heer van der Linden verschilt te dien aanzien van mening met de wethouder. Z.i. ware het beter geweest P^sQoajijk tc bcgoeken. IJe heer Retjnders wijst er op, dat velen vlirgger naar Pen grijpen dan naar de asbak. Hij vindt dat de gemeentenaren maar slecht op elkaar passen. Indien leder voor eigen deur as strooit, dan behoeft men de nek niet te breken. Dat is fout geweest. De Voorzitter merkt op, dat deze verplichting niet meer in de politieverordening voorkomt. Burgemeester en wethouders overwegen om deze bepaling weer in te voeren. De heer Verhoeven vestigt er de aandacht op, dat natnumverlichting op de Herenweg tussen 7—7V-, uur wordt gedoofd waardoor het dan op het Heem- steedse gedeelte aardedonker is, terwijl onder Haarlem e verhchting brandt. Spreker vindt dat merkwaardig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 15