1 Maart 1951. 4]
hij het alleen wil uitkeren om daarmede buitengewone
ariossmgen van leningen te bewerkstelligen of vöôr 1
November 1950 gedane kapitaalsuitgaven te dekken.
bpreker meent dat hiermede het rijk, zelf in finan-
cieie moeilijkheden verkerende, voor de zoveelste maal
a"ton°mie der gemeenten aantast onder het mom
van het mvelleren van conjunctuurschommelinqen, een
onderwerp, waarvoor overigens deze Minister als Pro-
essor reeds sinds tientailen jaren op lofwaardige wijze
ijvert. Populair gezegd: geen grote overheidswerken in
tijden van hoge conjunctuur, maar juist in tijden van
lage conjunctuur ter afvlakking van de conjunctuur-
mme. Preher îs bang, dat andere overwegingen dan
h! op 21^zeI^lofwaardige idee, thans debet zijn aan
de gedachte, die m het ontwerp van wet vastligt.
Hij meent, dat het rijk de gemeenten tekort doet en
misschien nog meer tekort zal doen als haar vollediqe
plannen m verband met de dekking der defensie-
uitgaven bekend zullen worden.
Dit ten aanzien van de verhouding rijkgemeenten.
opreker vindt het lofwaardig, dat in de begrotinq noq
geen rekemng is gehouden met een eventueel te ver
wachten bedrag voor subsidie van het kleuteronder-
at 1S verstandig, misschien komt van dat wetje
nu ook niets terecht. 1
Hij wil voorts nog iets zeggen over de lonen en
salarissen en de emolumenten in sociale zin van het
gemeentepersoneel in verband met de lof, die hij het
bltrarJ°rPSpWil brfn9en voor ziîn h'ver en plichts-
betrachting. Er wordt nog steeds wel eens gesmaald
en gemeente-werkman of een gemeente-ambtenaar
20 m de zin van: „man, jij werkt nou net in het tempo
1 Cf!n ,gemeente-werklnan of ambtenaar". Spreker
gelooft. dat wij dat in Heemstede van niemand mogen
ggen. Dat geldt zowel voor de ambtenaren, waarvan
S«llin„"edS 7 "°e™de in Verb="d »»»-
eiimg van de gemeentebegroting, hetgeen aan zijn lof
Xeta"d,rn' W!fr Werk °P ander terrein Jiet niets
atdoet, als voor de gemeentewerklieden. Hen allen
moeten wij als gemeenteraad en als vertegenwoordiqers
van de burgerij dankbaar zijn, voor hun ijver en hun
vljt. Er moe, ech.e, wel ittsbedach, worden. Er ?s eën
9eweest, dat het zijn van gemeente-ambtenaar of