48
1 Maart 1951.
spreking van het heden en de toekomst komende, con-
stateert spreker, dat de begroting voor 1951 niet slui-
tend is en om haar sluitend te maken, gelden moeten
worden ontleend aan het reservefonds. Men mag blij
zijn, dat dit er is en een eresaluut brengen aan de kun-
dige financiers uit vroeger jaren. Er is thans scherper
geraamd en wellicht had door nog iets scherper te ramen
op papier een sluitende begroting kunnen worden ver-
kregen. Dit is niet geschied en volgens sprekers mening
terecht. Immers van deze situatie voor een overigens
financieel gezonde gemeente gaat een waarschuwing
uit. Het is er mee als met een mens, die in zijn lichaam
een klein pijntje voelt en die van de arts een geruststel-
lende verklaring krijgt: „De kwaal is niet gevaarlijk,
maar hij moet het wat kalmer aan gaan doen Deze
wijze raad geldt ook voor de gemeente Heemstede.
Wij zullen de pas wat moeten markeren en indien wij
ons deze wijsheid voor de eerstvolgende toekomst eigen
maken dan is dit winst, te meer omdat de jaren die
gaan komen, veel moeilijker zullen zijn.
Op enige punten, welke in de toekomst de uitgaven
zullen vermeerderen, heeft spreker reeds gewezen.
Daarnaast staat een normale stijging in verband met
bepaalde uitbreidingen bij het onderwijs; waar meer
kinderen te wachten zijn. Wanneer spreker evenwel
verder ziet, dan kan hij zich niet aan de indruk onttrek-
ken, dat in de eerstvolgende jaren, economisch gezien,
het beeld niet onbelangrijk ongunstiger zal worden. In
belangrijke mate zijn de gemeenten voor haar inkom-
sten afhankelijk van wat het rijk aan haar overdraagt
uit de algemene belastingen. Naarmate het beeld van
de rijksfinanciën somberder wordt, en het rijk zal moe-
ten bezuinigen, is te verwachten dat wij hiervan de
gevolgen zullen bespeuren. Wat zal na 1952 ontvangen
worden ter compensatie van de thans genoten bijdra-
gen uit de ondernemingsbelasting? Zal er een wettelijke
regeling komen voor het kleuteronderwijs, welke aan de
gemeenten, evenals bij het overige onderwijs het geval
is, een billijke vergoeding voor de hiervoor steeds stij-
gende uitgaven biedt? Daar wordt natuurlijk op ge-
rekend. Maar waar niet is, verliest de keizer zijn recht.
Wij ervoeren reeds, dat het rijk zijn bijdrage in de kos-
ten voor de woningbouw met 10 heeft gekort. De