1 Maart 1951.
53
ten oosten van de Heemsteedse Dreef is er geen enkele
circulerende busverbinding met deze halte. Dit wordt
door de wijkbewoners als een leemte gevoeld en men
heeft destijds een door zeer velen ondertekend adres
tot de N.Z.H.V.M. gericht, echter zonder resultaat.
Het is gewenst, dat de raad op een of andere wijze aan
deze maatschappij duidelijk maakt, dat van haar meer
service mag worden verwacht. Niet alleen de lasten,
maar ook de normale lasten, die een gemeentelijk auto-
bussenbedrijf, dat ook wel enkele niet geheel rendabele
lijnen heeft, zullen door de maatschappij vanwege haar
monopolie moeten worden aanvaard.
Spreker zal zijn betoog gaan beëindigen. Het beeld,
dat volgens zijn visie de begroting voor 1951 biedt,
heeft hij getekend. Er zitten geen stille reserves meer
in en de jaarrekening 1951 zal zeker geen belangrijke
overschotten meer vertonen, tenzij hetgeen een ramp
zou zijn de gulden nog verder zou verwateren. De
werkelijkheid is dan ook ongunstiger dan zo op het eer-
ste gezicht lijkt. Indien de leden van de gemeenteraad
echter gezamenlijk tijdig de moeilijkheden, die zich
reeds aankondigen, onder de ogen durven zien en de
geest van samenwerking, die hier bestaat, mag blijven
bewaard. dan zal het met Gods hulp zeker mogelijk zijn
het schip der gemeente door het zwaarder getij in de
toekomst naar veiliger kust te voeren.
De heer Reijnders ziet eveneens de toekomst donker
in, al kan hij niet geheel onderschrijven wat de heer
Verhoeven omtrent haar aspecten heeft opgemerkt. Zo
heeft deze gezegd, dat in het vervolg geen uitgaven
meer zullen worden gedaan waarvoor geen dekkings-
middelen kunnen worden aangewezen. Maar ook in de
afgelopen vijf jaren is gebleken, dat men in Heemstede
niet aan potverteren heeft gedaan. Hetgeen noodzake-
lijk was, is uitgevoerd en er wordt nog over een be-
hoorlijke reserve beschikt. Spreker wil nog eens her-
halen wat de heer Verhoeven heeft gezegd, n.l. dat wij
dank zij de vakbeweging in Nederland op een eiland
leven wat betreft de arbeidsvrede wanneer wij zien dac,
vergeleken bij voor de oorlog, de lonen verdubbeld zijn,
maar de prijzen voor kleding en voeding resp. tot het
vier- en drievoudige zijn opgelopen. De oorzaak hier-
v an moet worden gezocht bij de grote particuliere on-