58
1 Maart 1951.
Namens burgemeester en wethouders dankt spreker
voor de waardering, die van de zijde van de leiders
van de fracties aan hen voor het uitbrengen van deze
begroting is gebracht, terwijl hij zich tevens aansluit
bij de lof die aan de ambtenaren, met het samenstellen
van de begroting belast, is toegezwaaid. Uiteraard gaat
deze lof in de eerste plaats uit naar de chef van de af-
deling financiën en diens medewerkers, die rechtstreeks
met de begroting te maken hebben, maar spreker wil
zich ook aansluiten bij de hulde aan het overige ambte-
naren- en werkliedencorps gebracht. Burgemeester en
wethouders hebben ervaren, dat het corps in het afge-
lopen jaar van klein tot groot, van hoog tot laag, op
uitnemende wijze heeft gewerkt.
Komende tot de behandeling van de eigenlijke be-
groting, wil spreker voorop stellen, dat burgemeester
en wethouders de door enige leden gehouden uitvoerige
economische beschouwingen met belangstelling hebben
beluisterd. Spreker gelooft wel, dat de raad zal be-
grijpen, dat het van de zijde van burgemeester en wet-
houders niet aan waardering ontbreekt als hij daarop,
voor zover zij de algemene landspolitiek betreffen, niet
ingaat. Ten aanzien van de algemene lijn, die in de be-
schouwingen lag over 'n donkere economische toekomst,
merkt spreker op, dat burgemeester en wethouders te
dien aanzien de tekenen des tijds verstaan en bij hun
beleid hiermede in de begroting rekening hebben ge-
houden. Spreker constateert, dat, ondanks dat iedereen
ongerust is over de economische verhoudingen, toch
nog niemand heeft gesproken van een crisis. Spreker
vreest, dat dit het volgend jaar wel eens het geval zal
kunnen zijn. Onze economische omstandigheden geven
aanleiding tot ernstige bezinning. Burgemeester en wet-
houders vrezen, dat zij ook op de verdere gang van
zaken bij de gemeente van invloed zullen zijn. Spreker
heeft er reeds op gewezen, dat zoveel mogelijk met de
ongunstige omstandigheden bij de samenstelling van de
begroting is rekening gehouden, maar men zal toch
daarbij nog moeten rekenen op kwade kansen. Zo heeft
de heer Verhoeven reeds gewezen op de mogelijkheid,
dat projecten die nuttig en noodzakelijk zijn en die wij
menen te kunnen financieren met de daarvoor gevoteer-
de middelen, niet met die bedragen kunnen worden