1 Maart 1951.
71
zijde, maar niet op de ontvangstenzijde letten, juist voor
de heer Reijnders bestemd zou zijn en hij bezweert, dat
hij dat beslist niet bedoeld heeft, omdat hij dacht, dat
de heer Reijnders het volmaakt met hem eens was.
De tweede opmerking, die spreker naar aanleiding
van de rede van de heer Reijnders wil maken, is dat
deze beslist verkeerd is geïnformeerd als hij meent, dat
ondernemingen maar kunnen afschrijven zoals ze wil-
len. Die tijd was er eens, toen wij alleen maar een uit-
keringsbelasting hadden. Die tijd komt nooit weerom.
Nu we een winstbelasting hebben is de onderneming
wel degelijk gebonden aan nauwe regelen omtrent af-
schrijving. De heer Reijnders vergeet, dat elke onder-
neming naast elkaar houdt een fiscale balans, waaruit
door balansvergelijking is op te maken over welk be-
drag zij belasting moet betalen en een gepubliceerde
balans, waarop zij vermeldt wat zij werkelijk wil af-
schrijven als koopman en als goed beheerder van de
gelden, die haar zijn toevertrouwd. Die extra-afschrij-
ving doet zij uit haar winst, waarover zij echter aan
de fiscus het zijne afdraagt en dat doet zij, omdat zij
rekening houdt met de vervangingswaarde van haar
activa. Wat is afschrijven eigenlijk? Niet iets zeer ver-
werpelijks, zoals de heer Reijnders schijnt te menen,
maar het is sparen van ontvangen gelden, omdat men
straks nieuwe productiemiddelen moet kopen, die wel-
licht duurder kosten dan men zich bij de aanschaffing
van de eerste productiemiddelen voorstelde. Dat aan-
passen aan de vervangingswaarde betekent niet het op
vuige manier aan de gemeenschap door middel van
hoge prijzen onttrekken van haar toekomende gelden,
maar het betekent sparen, in dienst van de gemeen-
schap. Kan men dat sparen opvoeren zodanig, dat men
ook aanvult hetgeen bij het huidige prijsniveau van
productiemiddelen in voorgaande jaren blijkt te weinig
te zijn bespaard, dan eerst is men klaar.
De fiscus houdt er geheel andere regelen op na, bij
hem is nog steeds een gulden een gulden en vervan-
gingswaarde kent hij niet, zodat hij bij deze afschrijverij
niets tekort komt.
En wat de hoge dividenden betreft, mag spreker de
heer Reijnders doen bedenken, dat ook die worden uit-
gekeerd met medeweten van de fiscus, want er bestaat