1 Maart 1951.
75
Raad, de ondernemingsraden enz. De arbeiders begrij-
pen in het algemeen zeer goed, dat wanneer de onder-
neming mis gaat, zij daar in de eerste plaats de dupe
van worden en dat het voor een zo goed mogelijke
werkgelegenheid funest is de kip met de gouden eieren
te slachten. Ook de aandeelhouders ontvangen bij een
grotere reservering minder ogenblikkelijk rendement.
Ook zij dragen risico, in tegenstelling tot de obligatie-
houders, die een vast rendement krijgen.
De heer Reijnders merkt naar aanleiding van de be-
togen van de vorige sprekers op, dat het niet de slecht-
ste vruchten zijn waaraan de wespen knagen. Spreker
kan in de sportuitwisseling nog steeds niet een gemeen-
telijk belang zien, dat een uitgaaf van f 1000.wet-
tigt, maar slechts een cadeautje aan 60 sportmensen.
De heer Verhoeven heeft lang geredeneerd om spreker
de wind uit de zeilen te nemen. Spreker gelooft stellig,
dat wanneer alle stille reserves in particuliere bedrijven
zouden kunnen worden teruggezocht, deze tezamen vol-
doende zouden bedragen om 's lands schuldenlast te
dekken. Deze reserves worden in de kostprijs verdis-
conteerd en mitsdien door de consument betaald. Voorts
zijn er veel sociaal voelende werkgevers, die hun per-
soneel reisjes laten maken en ook de kosten daarvan
worden in de kostprijs teruggevonden. De heer Mr.
Dr. van Bruggen heeft spreker een oud cavalleriepaard
genoemd. Toen de oorlog om was, waren alle mensen
het er over eens, dat men toen zo prettig samengewerkt
had, maar dat is daarna geheel anders geworden. De
hoge heren hebben veel sociaal gevoel, maar wentelen
de lasten af op de kleine man. De sociale bovenbouw
bestaat in vele ondernemingen alleen uit de directeuren
en verder is er haast geen onderbouw. Spreker wil er
nog eens de aandacht op vestigen, dat de sociale- en
oorlogslasten door allen gedragen moeten worden.
De heer Verhoeven zegt, dat hij een lang betoog ge-
houden heeft om de heer Reijnders te overtuigen, maar
dat hij nog eens wil benadrukken, dat deze de verkeerde
muziek hoort en zijn eigen verstand en de woorden van
zijn partijgenoten hem toch andere dingen in moesten
geven.
De Voorzitter wil de heer Verhoeven nog opmerken,