1 Maart 1951.
89
nieuwe voorzitter in handen van burgemeester en wet-
houders ligt, waarbij zij met de wensen van de raad
rekening kunnen houden.
De heer Verhoeven voelt veel voor het idee van de
heer Mr. Zeelenberg, dat, indien financiële kwesties in
de ruimste zin van het woord in de stichtingsbesturen
worden behandeld, een lid van het college van burge-
meester en wethouders toegang heeft tot de vergade-
ringen van het stichtingsbestuur. In die vergaderingen
kan rustig over de zaken worden gepraat, waarbij men
kans heeft dat op tijd kan worden ingegrepen, indien
dat nodig is. Dit is toch feitelijk wel wat de heren van
der Linden en Reijnders bedoelen. Spreker wil hierover
een motie indienen.
De heer Mr. Zeelenberg steunt de heer Verhoeven.
De Voorzitter moet dit sterk ontraden, omdat hij
hierin een verlengstuk van het college van burgemees-
ter en wethouders ziet.
De heer Verhoeven acht het niettemin noodzakelijk
dat, zolang de sportparken en zwemvijvers een deficit
opleveren, de gemeente een vinger in de brei heeft.
De heer Verspoor wijst er nog op, dat, indien het
°ver tarieven ging, steeds via de directeur van de sport-
bedrijven, met burgemeester en wethouders overleg is
gepleegd.
De heer Ir. Kooijmans merkt op, dat bij verschillende
woningverenigingen de controleur der gemeentefinan-
ciën als gedelegeerde van burgemeester en wethouders
optreedt. Dit is altijd heel goed gegaan. Hij brengt over
het behandelde in de besturen rapport uit aan burge-
meester en wethouders. Spreker meent, dat deze figuur
voor de stichtingen zeer geschikt is, omdat er dan ook
contact is.
De heer Zegwaart stelt voor de besprekingen over
dit punt te schorsen om de fracties gelegenheid te geven
zich over dit punt nader te beraden, welk voorstel vol-
doende wordt ondersteund.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de be-
raadslagingen te sluiten.