1 Maart 1951.
27
na het een ontwerp-regeling aan de gemeenten heeft
voorgelegd, welke hier zoveel mogelijk is gevolgd.
Met de heer Mr. Dr. van Bruggen is spreker van
mening, dat het bestaande verschil zoveel mogelijk moet
worden weggewerkt, maar hij kan niet meegaan met de
beperking, die de heren Mr. Dr. van Bruggen en Reijn-
ders willen zien vastgesteld door middel van het hier-
aan koppelen van de loongrens uit de ziektewet. De
stemmen, die zich tegen het voorstel van burgemeester
en wethouders verheffen, noemt spreker een verrassing,
omdat de raad zich meermalen uitdrukkelijk heeft uit-
gesproken vôör en vastgehouden aan, het principe, dat
verbeteringen in de financiële positie van het personeel
dienen door te werken tot de bovenste rangen. Zo heb-
ben burgemeester en wethouders en de raad zich tot bij
de Kroon verzet tegen de beperking van een vacantie-
toeslag tot een loongrens. De raad ging hierbij uit
van de gedachtengang, dat financiële bezwaren niet
alleen gelden voor de lagere ambtenaren, maar voor
het gehele corps. Dit voorstel gaat uit van dezelfde
gedachtengang.
In antwoord op de vraag van de heer Mr. Zeelen-
berg of in artikel 2 alleen gedoeld wordt op dokters-
hulp, antwoordt spreker, dat dit niet de bedoeling is,
integendeel, het artikel is ruimer gericht.
Inzake de vraag van de heer Mr. van Wijk, hoe
burgemeester en wethouders zich voorstellen artikel 3
t°e te passen, merkt spreker op, dat burgemeester en
wethouders het niet juist hebben geacht vooraf al de
lijn, die zij in deze zullen volgen, nauwkeurig vast te
stellen, omdat het voorstel nog niet door de raad is
aanvaard. Spreker kan echter wel toezeggen, dat het
in de bedoeling van burgemeester en wethouders ligt
om artikel 3 ruim toe te passen.
Met het instellen van een commisie ad hoc, die deze
aangelegenheid nader in studie zal nemen, hebben bur-
gemeester en wethouders in de eerste plaats de be-
doeling rekening te houden met de mogelijkheid, dat de
rijksregeling niet met ingang van 1 Januari 1952 in
werking treedt. In de tweede plaats houden zij rekening
met de mogelijkheid, dat de rijksregeling aan de ge-
meenten de gelegenheid laat om een afwijkende regeling
te treffen. Als dit zo is, dan kunnen burgemeester en