45
28 Juni 1951.
Artikel 19.
Zolang op het ontvangerskantoor geen ambtenaar
werkzaam is, die als vervanger kan optreden, wordt
aan de ambtenaar ter secretarie, die als plaatsvervangend-
gemeenteontvanger is aangewezen, hiervoor een tege-
moetkoming van 100.— per jaar verleend.
Hij verliest gedurende het tijdvak waarover hij
krachtens de gemeentewet aanspraak kan maken op
de aan genoemd ambt verbonden jaarwedde, het recht
op uitbetaling van het aan zijn eigen rang verbonden
salaris, met inbegrip der tegemoetkoming, bedoeld in
het eerste lid.
Is het aan zijn eigen rang verbonden salaris, ver-
meerderd met de tegemoetkoming genoemd in het eerste
lid, hoger dan dat verbonden aan de betrekking, welke
wordt waargenomen, dan blijft eerstgenoemd salaris
gehandhaafd.
Artikel 20.
1. Indien buiten het geval van vacantie een ambte-
naar wordt aangewezen om een ambtenaar in hogere
rang te vervangen, ontvangt hij daarvoor gedurende de
tijd der vervanging, indien deze minstens een maand
onafgebroken heeft geduurd, een vergoeding, overeen-
komende met het verschil tussen zijn wedde en de
wedde, die hij zou ontvangen, als hij vast in die hogere
rang zou zijn aangesteld. Is de wedde van de vervanger
echter gelijk aan of hoger dan de minimumwedde van
de vervangen ambtenaar, dan zal voor de berekening
van de vergoeding de minimum jaarwedde van het
waargenomen ambt worden verhoogd met zoveel pe-
riodieke verhogingen, als noodzakelijk zijn om de ver-
vanger een toelage te doen genieten, die ten minste
gelijk staat met het bedrag van twee periodieke ver-
hogingen aan de eigen rang verbonden.
2. Indien buiten het geval van straf aan een ambte-
naar de waarneming van een lager bezoldigde betrek-
king wordt opgedragen, blijft hij in het genot van zijn
gewone bezoldiging.
3. De regeling, vervat in het eerste lid, is niet van
toepassing bij vervanging van een hoofd van dienst.
Bij een zodanige vervanging zal voor elk geval de
vergoeding door de raad worden bepaald.