5 Juli 1951.
211
het afleggen der verschillende proeven blijken acht der sollicitanten,
die blijkens de aantekeningen door de leden van de raad gehouden, het
best voldaan hadden, waardig gekeurd te zijn om nader te worden onder-
zocht. Er wordt besloten dit nader onderzoek te houden wederom in de
openbare raadsvergadering van de volgende dag. Vrijdag 17 October
wordt derhalve opnieuw mondeling onderzoek gedaan naar de bekwaam-
heid dier personen, in de theorie van het rekenen, geschiedenis, opvoe-
ding en onderwijs, aardrijkskunde en (mevrouw en mijne heren, leden
van de raad, let wel, dat alles geschiedde in een openbare raadsver-
gadering!in de zangkunde. Uiteindelijk wordt dan in de vergadering
van 1 November 1851 Hendricus Hermanus Bernardus Binnewiertz
benoemd, welke benoeming door Ged. Staten moest worden goedgekeurd.
Later heb ik in de notulen gevonden, dat de kosten van dit verge-
lijkend examen hebben bedragen f 29.50! Nu bevond zich onder de solli-
citanten ook de hulponderwijzer van de dorpsschool, welke evenwel niet
de erepalm vermocht weg te dragen. Klaarblijkelijk heeft hij moeilijk
kunnen verkroppen, dat hij als zodanig werd gepasseerd, want in de
vergadering van 26 November 1851 wordt behandeld een door hem
ingediend verzoekschrift tot oprichting ener bijzondere school. De raad
besluit buiten bezwaar der gemeentekas het gedane verzoek te „accen-
deren."
Gij ziet, mevrouw, mijne heren, ook toen reeds de tegenstelling open-
baar en bijzonder onderwijs.
Dat de raad niet steeds voetstoots heeft gevolgd wat van hogerhand
werd verlangd, blijkt uit een typisch incident, dat zich voordeed als
gevolg van een aanmaning van Ged. Staten tot betaling van verpleeg-
gelden aan de Mij. van Weldadigheid en aan de stad Rotterdam wegens
drie in het z.g. ,,Bedelaarsdepôt" ondergebrachte ingezetenen der ge-
meente Heemstede. De raad weigerde n.l. deze geringe kosten te betalen
(slechts enkele guldens), omdat hij van mening was, dat deze kosten
het gevolg waren van een veroordeling op grond van het wetboek van
strafrecht en dat het Rijk dus daaraan schuldig was en m.a.w. hen dan
maar niet had moeten veroordelen. In de vergadering van 26 Juli 1851
zwicht de raad echter, al persisteert hij bij zijn motieven, op aandrang
van de heer staatsraad, gouverneur des konings, die laat weten dat het
weigeren der betaling, „zo het navolging mocht vinden, grote verwarring
zou stichten".
Ten slotte zij nog gememoreerd, dat de inwoners van Heemstede in
het jaar 1851 toch wel zeer gesteld blijken te zijn geweest op hun natje
en droogje, want in die tijd waren er niet minder dan 16 tapperijen in
°nze toen zo kleine gemeente en in de vergadering van 15 December
k°mt dan ook ter tafel een request van Severin Stoffels en 15 andere
tappers om op Zondag hun localiteiten tot 11 uur open te mogen houden;
na staking van stemmen wordt in de daaropvolgende vergadering dit
verzoek afgewezen.
Besluitend wil ik toch niet nalaten nog twee passages u voor te lezen,
die ik gevonden heb in de notulen van de vergadering van 11 Februari
1850, waarbij de naam genoemd wordt van een ook heden ten dage in
hoog aanzien staande familie. Zo vermeldden deze notulen, dat het jaar-
lijks onderhoud van het rasterwerk om de burgerlijke begraafplaats
werd opgedragen aan de wed. H. van Lent voor f 35.en de notulen
van de vergadering van 18 Maart van datzelfde jaar vermeldden, dat
het vlot liggende over het water, ter afscheiding der beide begraaf-
plaatsen (Prot. en R.K.) noodzakelijk moet worden hersteld, waarvoor
kosten door de timmerman van Lent zijn begroot op /25.Daarop
weid deze, wellicht een voorvader van onze illustere wethouder, het werk
gegund en in de daarop volgende vergadering werd over het gepresteerde
de bijzondere tevredenheid van de raad uitgesproken.