243 30 Augustus 1951. Door de heer Mr. van Wijk is een sterkere differentiatie bepleit van de verschillende groepen, die voor verlaagd tarief in aanmerking komen. Zo wil hij beginnen met een groep van 2 en minder personen. Spreker is van mening; dat daar wat in zit. Hij wil er echter op wijzen, dat bij het water en electriciteit het systeem van 3 gezinsgroepen is aangenomen, hetgeen in de administratie van het bedrijf is verwerkt. Het zou de administratie veel zwaarder belasten en dus kostbaarder maken, indien voor het gas andere groepen worden vastgelegd. Bij de berekening van de nieuwe gas- prijs hebben burgemeester en wethouders zich afgevraagd wat zij nu onverhoogd konden laten. Dat zijn de nu voorgestelde hoeveelheden. Ook burgemeester en wethouders zijn van mening, dat daarmede niet alle behoeften van noodzakelijk gebruik zijn gedekt. Ten aanzien van het geuite vermoeden door de heer Mr. Pliester, dat een bepaalde hoeveelheid beneden kostprijs geleverd wordt, kan spreker hem volkomen geruststellen. Spreker wil daaraan toevoegen, dat hij hier-. mede niet wil stellen, dat het leveren beneden kostprijs in bepaalde om- standigheden niet goed of ongeoorloofd zou zijn. De bedrijven zijn er van en voor de ingezetenen. Daarom zal z.i. zeker niet onder alle omstandig- hedenmetwinst behoeven te worden geleverd, maar zou dit voor een bepaalde hoeveelheid voor alle lagen van de bevolking beneden kostprijs kunnen worden geleverd. Dit wat het principe betreft. Practisch staat het echter zo, dat in 1948 de raad besloot een bepaald minimum aan gas, water en electriciteit, dat geacht kan worden de noodzakelijke levensbehoefte te vormen, tegen een lagere prijs te leveren. Dit was zeker niet bedoeld als een machtiging aan burgemeester en wethouders om beneden kostprijs te gaan. Indien burgemeester en wethouders dit zouden wensen te doen, dan zouden zij bij de raad komen met een duidelijk voorstel. De inkoopprijs van gas bedraagt 10.7 cent. De verkoopprijs van het gas benodigd voor noodzakelijke levensbehoefte bedraagt 13 cent of 11 cent plus vastrecht. Voor stroom is de inkoopprijs 11.7 cent. De laagste verkoopprijs is 11 cent plus vastrecht. Hieruit blijkt, dat over de gehele linie de producten boven kostprijs worden geleverd. De heren Verhoeven en Hopstaken hebben bepleit, het noodzakelijk verbruik door de bedrijven niet hoger te stellen dan strikt nodig: is. Spre- ker zou daartoe zeker bereid zijn, indien de prijzen voor de bedrijven voor verbetering vatbaar waren. Maar zij zijn juist de gunstigste die zij kunnen hebben. Voor gas wordt bij verbruik vanaf 600 M3 f 24.vastrecht plus 600 X 11 cent is een gemlddelde van 15 cent per M3 betaald. Bij een ver- bruik van 1200 M3 is dat f 24.vastrecht plus 1200 X H cent, dus een gemiddelde van 13 cent. Bij een verbruik van 4200 M3 wordt de ge- middelde prijs /24.vastrecht plus 4200 X H cent is 11V2 cent. De inkoopprijs van gas is 10.7 cent. De winst daarop bedraagt slechts 0.8 cent. In dit licht gezien kan dus voor gasverwarming in de bedrijven niet gesproken worden van te hoge tarieven. Hoe meer er gebruikt wordt, hoe minder men per M3 betaalt. In antwoord op de vragen van de heer Ir. Kooijmans zegt spreker, dat voor de gaslevering tussen Haarlem en Heemstede een contract is ge- sloten, waarin de prijs en de prijsverhogingen zijn geregeld. De electrici- teitsprijzen worden vastgesteld bij prijzenbeschikking van het Rijk. De kostprijs daarvan houdt verband met de kolenprijs. Haarlem moet de kolen gebruiken, die haar worden toegewezen. Voor de afzet van kolen zijn tegenwoordig bepaalde gebieden aangewezen, zodanig, dat zo min mogelijk transportkosten worden gemaakt. Wij zijn hier aangewezen op kolen, die vanuit het Westen worden aangevoerd. Dit zijn dure kolen. De kolenprijs wordt nu geraamd op f 57.per ton, hetgeen het gemiddelde is dat betaald zal moeten worden in de laatste 5 maanden van het jaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 8