27 September 1951. 261 andere richting zal gaan. Indien men dus op het ogenblik op de geldende voorwaarden tegen 4% b.v. anderhalf millioen zou kunnen lenen, terwijl het eerste half jaar maar een millioen nodig zou zijn, zal, nu wij toch eenmaai op de begroting hebben staan dat nog 2y2 of 3 millioen kapitaal op lange termijn moet worden gedekt, die hele 1% millioen worden opgenomen. De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder, zegt, dat zo de positie in 1946 niet was. Toen was de kasgeldpositie niet van die aard, dat we behoefte hadden aan het bij voorbaat sluiten van leningen voor kapitaals- uitgaven, die toen nog niet eens door de raad gevoteerd waren. De eijfers over dat jaar liepen nog over betrekkelijk geringe bedragen in het kader van onze gemeente. Nu is het intussen zo geworden, dat het inderdaad in de papieren loopt. De heer Mr. Pliester wil dat graag ook nog eens nakijken, want hij meent zich te herinneren, dat al drie jaar geleden een bedrag van enige millioenen te dekken viel. Spreker heeft ook met heel veel belangstelling geluisterd naar de heer Verhoeven. Hij zou er toch eigenlijk ook tegen willen! waarschuwen en het heeft hem zeer veel genoegen gedaan om dat uit de mond van de wethouder te horen, de weg op te gaan van met een soort van geknoei, zwart of iets degelijks, aan bepalingen, hoe onaangenaam en hoe verkeerd misschien ook, te willen ontkomen door langs omwegen kasgeldleningen te gaan sluiten. Spreker kan zich nog voorstellen dat men een hypotheek, wanneer dat mag, opneemt, desnoods tegen een andere rente, maar dat men zo gaat werken als dat schoolbestuur, dat men b.v. zijn woonruimte-politiek laat doorkruisen door bij fabrieken of pensioenfondsen van fabrieken gelden op te nemen onder de toezegging, dat die de helft of twee derde van de te bouwen woningen krijgen toebedeeld, wat per slot van rekening iets onrechtvaardigs is tegenover anderen, dan gelooft spreker dat dit niet juist is. Het heeft spreker wel getroffen, dat de wethouder heeft gezegd, dat in overweging is, om eventueel bij de burgers van Heemstede pogingen te doen om gelden op te nemen. Spreker gelooft, dat zo iets zeker erg aan te bevelen is. Maar mocht het zo zijn, spreker zal zich voorzichtig uit- drukken, dat men meent dat er iets met de politiek bij de dekking van zijn financiën in het verleden misschien anders had moeten zijn, dan gelooft spreker zuiver psychologisch gezien, dat men moet beginnen met te zeggen: dat was verkeerd, maar we zitten nu in de moeilijkheden en burgers wilt U ons nu helpen. Spreker gelooft dan zeker, wanneer dat psychologisch goed wordt opgezet, dat men een heel eind zal komen. Het hangt natuurlijk enorm van het bedrag af dat men vraagt, maar men moet het zeker proberen, want Heemstede staat nog als een welgestelde gemeente bekend. Misschien ondervindt een dergelijk beroep op de burgers een betere weerklank dan de wethouder hier verwacht. De heer Verhoeven zou nog graag iets willen opmerken naar aanleiding van hetgeen de heer Mr. Pliester heeft gezegd. Hij zou eigenlijk een lans willen breken voor de gemeente Heemstede. De zaak is naar sprekers mening zo, dat we op het moment dat we hadden moeten lenen inderdaad wel geleend hebben wat we konden en wat redelijk was om te doen. Maar met een overlopende kas en geen mogelijkheid om de gelden te beleggen, gaat men niet lenen voor uitgaven, die men misschien over enige jaren moet doen. Dit is wel een zo raar zakelijk inzicht, dat, indien burgemees- ter en wethouders met een dergelijk voorstel waren gekomen, de leden van de financiële commissie met rede er op hadden kunnen wijzen, dat dit toch volkomen fout was. Men kan alleen gaan lenen wanneer men zelf geen geld heeft. En zo was de situatie niet. Het was bovendien zo, dat in 1946 al de grote gemeentewerken nog niet op touw stonden. Natuurlijk zijn er in dat jaar enkele kapitaalsuitgaven gedaan, maar het merendeel

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 15