27 September 1951. 251 De heer Hopstaken vraagt, hoever de loongrenzen bij deze materie gaan of dat de bijdrage voor iedereen bedoeld is. De heer Disselkoen, wethouder, wil de sprekers allereerst even her- inneren aan de totstandkoming van de onderwerpelijke regeling en aan de groei, die deze heeft doorgemaakt. Enige jaren geleden is uit de raad de wenselijkheid betoogd om studie- beurzen in het leven te roepen. Het onderzoek naar de mogelijkheden, die op dat terrein destijds bestonden, heeft ons toen gebracht tot de opvatting, dat aan gemeentelijke studiebeurzen geen behoefte bestond, omdat het scheen dat het Rijk alle aanvragen zou inwilligen en de toekenning niet door financiële omstandigheden van het Rijk beperkt werd. We hebben toen intussen de opvatting gekregen en tegenover de raad ontwikkeld, dat het b.v. kan voorkomen, dat men niet in aanmerking komt voor een studiebeurs, omdat de bijdrage die men nodig heeft eigenlijk te beperkt is, maar dat het niettemin toch bezwaarlijk kan zijn om kleine uitgaven als leermiddelen, eventueel reiskosten, zelfs een fiets, zelf te bekostigen. Toen is dus naast de rijksstudiebeurzen een gemeentelijke regeling in het leven geroepen, die de naam heeft gekregen van leermiddelenbeurs, omdat daarmede werd aangegeven wat er mee bedoeld werd. Zo de raad weet, hebben de omstandigheden er toe geleid, dat wij kort geleden toch zijn overgegaan tot de instelling van studiebeurzen. Bij de behandeling daarvan in de raad, is er aandrang op uitgeoefend, om de grenzen van het onder- wijs waarvoor de beurzen verstrekt zullen worden, zo ruim mogelijk te stellen of liever gezegd elke grens weg te laten en alleen te vragen of de bursaal bij de vastgestelde normen voor een beurs in aanmerking komt en of dit serieus onderwijs is. Nu hebben we destijds gereleveerd, dat jongelui die geen dagschool bezochten, maar een of anderel betrekking hadden, wêl in staat zouden zijn om de avondstudie zelf te bekostigen, maar dat is gebleken onjuist te zijn. Dit is destijds een misvatting ge- weest. Want ook bij de gewone beurzen hebben we het beginsel aanvaard, dat het voor een gezin noodzakelijk kan zijn om bepaalde verdiensten van een jonge man als gezinsinkomsten te hebben, omdat het gezin dat te derven loon niet kan missen. Hetzelfde geval doet zich natuurlijk ook voor bij het avondonderwijs. Wanneer in een gezin de verdiensten van jongens of meisjes nodig zijn, moet het op prijs gesteld worden indien de jongelui toch willen trachten zich in de avonduren te ontwikkelen. De oude regeling was zo, dat alleen om het feit, dat deze jongens of meisjes geen dagschool bezochten, ze uitgesloten werden van elke bijdrage. En nu beoogt deze regeling in de eerste plaats deze wijziging, dat men, wanneer men overdag werkt, alleen daarom niet is uitgesloten van de hulp, die men wel zou krijgen en in meerdere mate, wanneer men niet werkt. We hebben hierbij inderdaad elke beperking van het onderwijs weloverwogen weggelaten, omdat de praktijk geleerd heeft, dat het onjuist is om een beperking op te leggen. Het spreekt vanzelf, dat in de loop van de jaren door burgemeester en wethouders ten opzichte van de gezinsinkomsten, beneden welke men moet zijn om een bijdrage uit het fonds te kunnen krijgen, bepaalde normen gesteld en herzien zijn. Met elk apart geval wordt nagegaan of men voldoet aan de geschiktheid voor de studie, of de cursus die men bezoekt, een reële en een serieuse cursus is en of men besehikt over de meer dan middelmatige geschiktheid om de studie te volgen. Deze regeling is geen subsidie aan cursussen, maar uitsluitend een subsidie aan een cursist uit onze gemeente en dat moeten we goed in het oog houden. Rest nog de kwestie van het meerdere bekendheid geven aan deze rege- ling. Er is natuurlijk niet het minste bezwaar tegen wanneer dei pers hieraan zoveel bekendheid geeft dat iedereen het weet. De hoofden van de verschillende onderwijsinrichtingen, die ook in kennis werden gesteid

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 5