27 December 1951. 291 gebouwd, waarvoor geen bouwvolume beschikbaar behoefde te worden gesteld. Zonder de toezegging, dat de woningen niet gevorderd zouden worden, zouden zij echter niet gebouwd zijn. De heer Van Lent, wethouder, wijst er nog op, dat voor de bouw van deze woningen ook geen premie beschikbaar is gesteld. De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders siechts kunnen betreuren, dat deze toestand bestaat. De heer Verspoor vraagt of de ondersteunden vanwege Sociale Zaken een kerstuitkering hebben gehad. De heer Van Lent, wethouder, antwoordt bevestigend. De heer Verspoor spijt het, dat hij dat hier heeft moeten vragen, het- geen bij meer contact met sociale zaken niet nodig zou zijn geweest. De heer Van Lent, wethouder, zal dit aan de voorzitter van de com- missie voor sociaie zaken doorgeven. De heer Hopstaken zou ook gaarne meer contact met sociale zaken hebben. Zo zou hij meer willen weten van het Borgstellingsfonds, waarin hij gedelegeerde is. De heer Van Lent, wethouder, zal ook dit aan de voorzitter van de commissie voor sociale zaken overbrengen. XVI. OUDEJAARSTOESPRAAK BURGEMEESTER. Mevrouw, Mijne Heren, Leden van de Raad. Het is waariijk niet alleen de min of meer gebruikelijke gewoonte, om in de laatste vergadering van een bepaald jaar een toespraak te houden, die mij als Uw Voorzitter en Burgemeester, vandaag noopt tot U het woord te richten. Veeleer brengt mij daartoe een gevoel van blijheid en diepe dankbaarheid, dat reeds lang latent aanwezig, eigenlijk wachtte op een geschikt ogenblik om onder woorden te worden gebracht. Want het moet mij opnieuw van het hart, hoezeer de gezonde en harmomsche verhoudingen, die bestaan tussen en in de verschiiiende bestuursorganen in deze gemeente en de onderlinge goede verstandhouding de gezamen- iijke veel omvattende taak, het besturen dezer gemeente, vergemakke- lijken en de arbeidsvreugde van alle betrokkenen stimuleren. Met diepe erkentelijkheid wii ik dan ook gewagen van de ondubbelzinnige biijken van vertrouwen en samenwerking, die gij, leden van de raad, zowel het college van burgemeester en wethouders als ook mij persoonlijk, het af- gelopen jaar hebt willen schenken. Ik moge U hiervoor mijn hartgrondige dank uitspreken en U tevens de toezegging doen, mede uit naam van het college van burgemeester en wethouders, dat door ons en door mij al het mogelijke zal worden gedaan, om dat vertrouwen in de toekomst te helpen handhaven. Hoe onnoemlijk zwaar zou het dageiijks bestuur van de gemeente, met zijn talrijke problemen ons valien, mijne heren wethouders en secretaris, als niet ook in ons college het wederzijds vertrouwen overheerste en hoe moeilijk zou het volgen van een vaste en rechte koers zijn, als niet ook bij ons „vogels van diverse pluimage", het besef levend was, dat, hoezeer ook verschillend in levensovertuiging of politieke richting, wij eenzelfde doel hebben na te streven, n.l. vôör alles het algemeen belang te dienen, met terzijde stelling van onze persoonlijke visie op bepaalde vraagstukken, zo daarmee werkelijk het maatschappelijk welzijn is gemoeid. In de bij- kans twee jaren van mijn burgemeesterschap van Heemstede, heb ik U niet alleen leren kennen en waarderen als persoonlijkheden, die tenvolle berekend zijn voor Uw verantwoordelijke taak, waaraan gij Uw hart hebt verpand, maar buitendien is in de loop van die tijd in ons college de ware

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 7