292 27 December 1951. teamgeest geboren, die een waarborg is en zal blijken te zijn voor de toe- Komst. Het is mij, waarde wethouders en secretaris, een behoefte U te danken voor het veel omvattende werk, dat door U ook dit jaar weer werd verricht, waaraan îk een persoonlijk woord van dank wil toevoegen voo- de hartelijkheid en vriendschap, die ik van U in die periode mocht onder- vinaen. Mijn dank te brengen aan ons corps van ambtenaren en werklieden van hoog tot laag en het politiecorps voor hun waarlijk buitengewone phchtsbetrachting, is ook een sterke drijfveer geweest, om in deze ver- gadermg een woord te spreken. Hun ijver en toewijding is boven alle lof verheven. Maar er is meer! Want hoe vaak komt het ook in ons gemeente- lijk ieven met voor, dat de waardering en erkentelijkheid voor een bepaald îmtiatief, een voorstel of een bestuursdaad toevalt aan een bepaalde functionaris, die slechts dankbaar profiteert van de grondige kennis en het mzicht of het doorwrochte rapport van een voortreffelijk ambtenaar Het îs mij dan ook een ereplicht hier te verklaren, dat de steun speciaai van de hoofdambtenaren onnoemlijk groot is geweest, ja dat veel wat tot stand kwam hun werk was. Hun inspirerend voorbeeld kan m.i. niet hoog genoeg worden aangeslagen. Mevrouw, mijne heren leden van de raad. Uiteraard ligt het niet in mijn bedoeling en U zult zulks ook geenszins van mij verwachten, U een vol- ledig verslag of overzicht te geven van de toestand waarin onze gemeente zich bevmdt aan het einde van dit jaar, dat op zichzelf geen schokkende gebeurtemssen met zich bracht. Ware het niet dat de rentepolitiek der egenng de gemeenten haast in de onmogelijkheid doet verkeren vaste lenmgen te sluiten om de zo hoog nodige voorzieningen te treffen ik zou kunnen volstaan met te verklaren, dat deze toestand alleszins redén geeft tot tevredenheid. Wij beschikken over aanzienlijke reserves, de rekenin" 1950 sluit met een flink batig saldo, dit jaar werden 50 middenstands- wonmgen aanbesteed, welker bouw goede voortgang heeft en verleder week heeft, dank zij de geslaagde burgerzin-Iening de aanbesteding plaats gehad van 17 duplex- en 8 eengezinswoningen. Potentieel moeten wij dus în staat worden geacht in de komende jaren de heersende woningnood een minimum te beperken, als wij tenminste het ons toegemeten bouw- volume zouden realiseren. Bovendien verheugt het mij ten zeerste U te kunnen mededelen, dat de begroting voor het jaar 1952 sluit zonder dat wij uit onze reserves hebben moeten putten en wel met een flink bedrag vo°r onvoorziene uitgaven. Waarlijk er zou reden zijn tot groot optimisme, ware het met, dat de Regering alleen dan een zogenaamde „financierings verklaring" wil afgeven, wanneer bij de aanvang van de bouw van b.v. een complex woningen, of van een andere noodzakelijke kapitaalsuitgave °°k werkelijk vaststaat, dat de betreffende gemeente door een vaste lenmg deze uitgave vermag te dekken ten tijde dat het werk tot de helf is gevorderd. En deze zijn niet te sluiten. En zo moet een gemeentebestuur dat een open oog heeft voor de bittere woningnood die er heerst en ter- dege beseft, dat de bouw van enkele complexen slechts droppels zijn op een gloeiende plaat; een gemeentebestuur dat telken jare dringend nood- zakehjke voorzieningen niet tot uitvoering kan brengen; „ik denk o.a. aan het door Uw college genomen besluit tot het aanbrengen van een nieuwe rioolzuiverings-installatie", zich wel voelen als een man met afge- kapte handen, die zich in de onmogelijkheid ziet geplaatst zijn dagelijks werk te volvoeren. Het is vanzelfsprekend, dat in deze tijd van noodzake- lijke beperking van investeringen, ook de gemeentebesturen zich de aller- grootste beperkingen opleggen en ook uit Uwe vergadering is meermalen daartoe aandrang uitgeoefend, maar m.i. gaat het niet aan het wettelijk door Gedeputeerde Staten uitgeoefende toezicht in feite te verleggen naar een zgn. interdepartementale financieringscommissie, en zeker niet wan- neer het uitermate urgente besluiten betreft van een gemeentebestuur,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1951 | | pagina 8