30 21 Februari 1952. de begrotingsvoorschriften hebben ondergaan, moest er door deze afdeling veel extra werk worden verricht. Gaarne sluit spreker zich ook aan bij de hulde door de raad aan de ambtenaren in het algemeen gebracht voor hun toewijding in het afgelopen jaar. Burgemeester eh wethouders zullen niet in den brede ingaan op de opmerkingen over de internationale en nationale politiek. Dit zou reeds hierom niet van burgemeester en wethouders te verlangen zijn, wijl de sprekers in de voordelige positie verkeerden, dat zij alle ruimte van tijd hadden voor de voorbereiding van hun beschou- wingen, terwijl burgemeester en wethouders daarop la minute zouden moeten antwoorden. Doch dit ligt ook niet op de weg van het college. Dit iaatste in antwoord op enkele recente opmerkingen van raadsleden, die meenden dat burgemeester en wethouders ten vorigen jare te weinig zijn ingegaan op die algemene beschouwingen. Het college van burge- meester en wethouders is niet, zoals een ministerie, een college met politieke homogeniteit of althans affiniteit, dat een bepaaid politiek pro- gramma tracht te verwezenlijken, maar een werkcollege, dat uit vertegen- woordigers van verschillende politieke stromingen is samengesteld en er naar streeft, rekening houdende met de plaatselijke verhoudiugen, in de gegeven omstandigheden er het beste van te maken. De sprekers, die thans aan het woord geweest zijn, waren het er over eens, dat de economische vooruitzichten voor het land en de gemeenten niet gunstig zijn en deze zienswijze wordt ook door burgemeester en wethouders gedeeld. Daarom is ook het standpunt van het college van burgemeester en wethouders, dat voorzichtigheid geboden is en rekening moet worden gehouden met de ongunstige wijzigingen in de conjunctuur. Verschillende sprekers hebben de suggestie gedaan om af te zien van het doen van alle niet noodzakelijke kapitaals- en gewone uitgaven en een zuinig beheer te voeren. Burgemeester en wethouders kunnen dit standpunt in het algemeen wel onderschrijven. Er is echter een grens aan de bezuinigingsmogeiijkheden. Hierbij denkt spreker aan de opmer- king van de heer Verhoeven over het bezuinigen op uitgaven voor de plantsoenen. Natuurlijk kan men wel wât nalaten, maar de gemeente dient haar eigen karakter als goed verzorgde forensengemeente te be- houden. Wanneer in dit opzicht roofbouw wordt gepieegd, komt men bovendien later voor extra uitgaven te staan. De heer Verhoeven kan zich ook begrijpen, dat burgemeester en wet- houders bij het huidige regeringsbeleid inzake de beperking van investe- ringen en de rentepolitiek niet met plannen voor woningbouw zijn gekomen. De heer Mr Dr van Bruggen heeft zich daarover echter ver- wonderd. Spreker moet in dit geval de heer Verhoeven in het gelijk stellen. De gemeenten zijn ten opzichte van de financiering daarvan aan handen en voeten gebonden. Burgemeester en wethouders moeten steeds afwachten wat de regering mogelijk maakt en zijn daarom niet in staat een bepaald plan voor woningbouw op lange termijn vast te stellen. De heer Verhoeven heeft ook gesproken over de bouw van een rioolwater- zuiveringsinrichting en het leggen van een hoofdstamriool naar de Glip. Spreker neemt aan, dat de raad wel zal begrijpen, dat de woningbouw boven deze plannen praevaleert. De kosten daarvan bedragen een veelvoud van die voor de bouw van woningen. Het Rijk heeft nu in deze richting wat gedaan door het uitschrijven van een nationale woningbouwlening. Spreker verwacht niet, dat deze lening zal mislukken, maar de baten zulien voor de gemeente Heemstede niet groot zijn. Deze lening beloopt nl. in totaal 50.000.000.hetgeen voor het gehele land berekend f 5.. per inwoner betekent. Op deze grondslag zou Heemstede dus eventueel op 120.000.kunnen rekenen, waarvoor hoogstens 10 of 12 woningen zouden kunnen worden gebouwd. Burgemeester en wethouders hebben reeds de nodige voorbereidingen getroffen om de inwoners er op te attenderen, dat zij bij de inschrijving kunnen te kennen geven, dat zij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1952 | | pagina 20