42
21 Februari 1952.
de indexcijfers der lonen een extra gunstig aspeet vertonen. waardoor het
algemene beeld sterk wordt beïnvloed. Dat zijn in de eerste plaats de
landarbeiders, wier lonen met meer dan 200 gestegen zijn en voorts
de zeelieden en mijnwerkers. In verband met het door de heer Kamer-
beek bij de reclamebureaux ingestelde onderzoek wil spreker er nog op
wijzen, dat de arbeiders de grote massa der bevolking uitmaken en dus
een verhoging van 1 of 2 cent van him uurloon direct zeer goed merk-
baar is voor de middenstand. Het is hun tragiek, dat zij als massa bij
bezuiniging zo'n gunstig object vormen en daarom waarschijnlij.k altijd
het eerst in aanmerking worden gebracht; en om diezelfde reden kost het
altijd zoveel moeite om voor deze massa verbeteringen tot stand te
brengen. Dit is in veel mindere mate het geval bij een verhoging van de
salarissen van directeuren, omdat er van deze laatsten maar enkelen zijn.
De heer Mr Bakhulzen van den Brink, wethouder, zegt, dat voor hem
slechts twee punten overblijven te beantwoorden, n.l. zelf-financiering van
de woningbouw en het aansluiten van de gemeente bij een bouwkas.
Wat het laatste punt betreft gelooft spreker, dat hij, nu dit punt van
de agenda is afgevoerd, beter doet daar momenteel niet verder op in te
gaan.
Over het eerste punt, waarbij de heer Verhoeven heeft gesuggereerd
om door bezuiniging op andere uitgaven in de begroting, gelden voor
woningbouw vrij te maken, merkt spreker op, dat dit dan toch maar
kleine bedragen zouden kunnen zijn. Naar zijn mening moet men deze
zaak breder bezien. De raad moet begrijpen, dat burgemeester en wethou-
ders nu in afwachting zijn van de resultaten van de staatsleningen voor
de woningbouw doch de pogingen om zelf te lenen zijn niet onderbroken,
getuige dat juist op het moment dat de staatsleningen werden aange-
kondigd, een nader overleg met de plaatselijke bankiers was vastgesteld.
Dit overleg is toen opgeschort. Burgemeester en wethouders blijven echter
alle moeite doen om tot leningen te komen.
De heer van JLent, wethouder, betreurt het, dat de heer Reijnders spre-
kers opmerking over het bestaan van een commissie ad hoc ter bestu-
dering van het woningvraagstuk, goedkoop heeft genoemd. De heer
Reijnders heeft bezwaren geuit tegen het woningbouwbeleid in de jaren
193540. De toenmalige raad heeft echter de bouw van arbeiderswoningen
stopgezet, omdat er voor de arbeiders die de te bouwen woningen zouden
moeten bevolken, aangetrokken als zij werden door de hier toen geldende
hogere steunnormen dan in andere gemeenten, geen werkgelegenheid
in deze gemeente was en een laten toenemen van het aantal werklozen
slechts zou gaan ten koste van de eigen ingezetenen. Sprekers voorganger
heeft in de jaren 19201935 ruim 500 arbeiderswoningen doen bouwen
of daar de mogelijkheid voor geschapen. Do daarop volgende 8 9 jaar
bestond geen behoefte meer aan het bouwen van arbeiderswoningen.
Ten aanzien van de suggestie van de heer Brink om de eigenbouwers
met gebruikmaking van het bouwvolume gelegenheid tot bouwen te
geven, merkt spreker op, dat als er een eigenbouwer met een goed en
goedkoop plan komt, hij welkom zal zijn. Dit wil echter niet zeggen, dat
hij dan ook bouwvolume zal krijgen voor huizen die niet door inge-
zetenen zullen worden bewoond, doch door personen van buiten de ge-
meente betrokken zullen kunnen worden. Spreker moet vasthouden aan
het principe, dat het bouwvolume ten gorde moet komen aan de eigen
inwoners.
De heer Dissclkoen, wethouder, zegt, dat men de kwestie van de winkel-
tarieven niet zo moet bekijken dat beneden kostprijs wordt geleverd.
Dat is zeker de bedoeling niet.
Door de heer Verhoeven is gevraagd om nu reeds met een wijziging