21 Februari 1952.
13
de begrotingsvergadering van verleden jaar nog eens nagelezen en hij
moet zeggen, dat, toen hij zich zette om te overwegen welke algemene
beschouwingen hij bij de begroting van het jaar 1952 zou houden, hij zich
enigermate bevreesd is gaan gevoelen. Zou het in de ogen van degenen,
die met toepasselijke krantenknipsels en met felheid ten strijde tijgen,
mitsgaders in de ogen van degenen, die bezwaar hebben tegen de' omvang
van de notulen van een begrotingsvergadering, nog wel gepast zijn om
de algemene economische omstandigheden en een heel klein beetje, maar
dan nette, politiek te berde te brengen?
Spreker tracht een kleine beetje een moedig man te zijn en heeft zich
over die aarzeling heengezet. Leest hij niet in Lucas 6 45: „Ex abun-
dantia cordis os loquitor: Uit de overvloed des harten spreekt de mond"
Spreker grijpt dus, evenals tevoren, deze gelegenheid gaarne aan om
enige algemene dingen te beweren, die men ten slotte terug kan voeren
op het terrein van de gemeente.
Hij wil het in de eerste plaats dus eens hebben over de algemene
economische toestand, waarin ons vaderland verkeert en dan constateren,
dat, ofschoon met luide fanfares wordt verkondigd dat Nederland weer
geld op de bank heeft staan, om het maar populair te zeggen, de
economische perspectieven van ons vaderland er niet zo gunstig voor-
staan, terwijl er een vergrote kans bestaat op werkloosheid, die toch al
vrij aanzienlijk is, met alle funeste gevolgen van dien, ook voor onze
gemeente en haar ingezetenen.. De internationale betalingsbalans van
Nederland, waarvan kortgeleden van het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek de definitieve cijfers voor het jaar 1950 en de voorlopige cijfers voor
het eerste halfjaar 1951 zijn verschenen, wijst voorlopig nog een deficit
aan en al is de verhouding met de Europese Betalings Unie op dit ogen-
blik dan wat beter, men is er wat de verhouding met het buitenland
betreft nog lang niet en zal er in de toekomst ook voorlopig niet komen.
Nederland is in de wereld, al moge dat wat vreemd in de oren klinken,
een goedkoopte-eiland. A1 stimuleert dat de export, toch kan ons land
zich nog steeds niet behoorlijk bedruipen. Dat heeft zijn repercussies op
de levensstandaard.
Te veel mensen denken nog steeds, dat een gulden een gulden is. Dat
is echter niet het geval en het is naar sprekers overtuiging aan de veel-
omstreden sociale maatregelen te danken, alsmede aan het beleid van de
vakverenigingen en hun leiders, dat ons land naast een goedkoopte-eiland
ook nog steeds een eiland van sociale vrede in de wereld is.
Spreker wil er nog weer eens op wijzen, dat de indexcijfers voor het
gezinsonderhoud ook hier nog belangrijker gestegen zijn dan de index-
cijfers voor de gemiddelde verdiende bruto- (let wel b r u t o) lonen. De
gemiddelde verdiende bruto-lonen per uur van meerderjarige arbeiders in
de nijverheid (een gemiddelde van vier takken) bedroegen op 31 December
1951 als 1938-1939 op 100 gesteld wordt, ongeveer 242, terwijl de groot-
handelsprijzen (althans het algemeen indexcijfer daarvan) naar dezelfde
maatstaf in de richting van 450 tendeert. Mede een gevolg van de
ongelofelijke moeilijkheden, waarmede de nijverheid in verband met de
zorgelijke toestand van 's lands financiën op het stuk van grondstoffen-
aanvoer nog steeds te kampen heeft.
De spanning tussen prijzen en lonen is nog steeds acuut. Het is mede
door de kolossale inspanningen, die ons vaderland zich op het stuk van
de nationale defensie dient te getroosten om althans de vrijheid te
bewaren, waardoor iedereen in staat is, bijvoorbeeld van deze plaats,
vrijelijk ook critiek op de overheid te oefenen, wanneer oprecht wordt
gemeend dat daaraan behoefte bestaat.
Toch was 1951 voor ons land als geheel niet een slecht jaar, maar
komende gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit. Men bedenke
wel, dat, hoewel wij op 31 December 1948 in Nederland maar 71.400 werk-