41
înning
24 April 1952.
Artikel 3.
Het recht is verschuldigrl door hem, die het vee of vlees ter keuring:
of tot onderzoek aanbiedt.
Artikel 4.
De mvardering van het keurloon geschiedt door een door burgemeester
en wethouders aan te wijzen persoon.
Artikel 5.
De voldoening van de in de vorige artikelen bedoelde rechten geschiedt
in de regel bij vooruitbetaling.
Artikel 6.
Bij het betalen van de belasting wordt aan hem, die betaalt, een bewijs
afgegeven, dat het verschuldigde is voldaan. De belastingplichtige moet
het bewijs van betaalde belasting te allen tijde op eerste aanvraag ver-
tonen aan de ambtenaren en beambten van de gemeentelijke keurings-
dienst van vee en vlees, van de gemeentebelastingen en van de gemeente-
politie.
Artikel 7.
De ingevolge deze verordening betaalde rechten voor het keuren van
dieren waarvan het vlees na slachting geheel wordt afgekeurd en on-
bruikbaar gemaakt voor voedsel voor mens en dier, worden aan degene,
die de rechten betaald heeft, terugbetaald. Overigens geschiedt geen
terugbetaling, indien van datgene, waarvoor werd betaald, geen gebruik
wordt gemaakt.
Artikel 8.
Indien een aanslag in deze heffing ten onrechte is achterwege gebleven
of ten onrechte is verlaagd of vemietigd of een te laag recht werd ge-
heven, kan het te weinig geheven recht worden nagevorderd, zolang niet
sedert de datum, waarop het recht verschuldigd was, 3 jaren zijn ver-
streken.
Artikel 9.
Bij gebreke van betaling geschiedt de invordering overeenkomstig de
artikelen 291 t/m 295 der Gemeentewet.
Artikel 10.
Onverminderd het bepaalde bij artikel 306 der Gemeentewet wordt het
niet of niet behoorlijk voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 6
dezer verordening, gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of
geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Artikel 11.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari
1952. Alsdan vervallen de verordeningen op de heffing en invordering van
keurloon in de gemeente Heemstede, vastgesteld bij raadsbesluit van 28
Februari 1935, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 25 September 1935
No. 94.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 April 1952.
De secreteris,
Devoorzitter,
