24 April 1952.
98
V. PRESENTIEGELDEN VOOR BIJWONEN
RAADSVERGADERINGEN.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
37. Presentiegelden voor bijwonen raadsvergaderingen.
De Voorzitter deelt mede, dat de financiële commissie zich hiermede
kan verenigen.
De heer Mr Dr van Bruggen zegt, dat het de plicht van de raad is in
deze tijd sober te zijn. De financiële consequenties van dit voorstel na-
gaande, komt spreker tot de conclusie, dat bij een voltallige bezetting van
de vergaderingen, het te betalen bedrag aan presentiegelden met f 450.
500.per jaar zal toenemen. Aangezien het presentiegeld pas 2 jaar
geleden op f 8.is gebracht, rijst bij spreker de vraag of het nu de tijd
is om dit te verhogen. Bij het beoordelen van dit voorstel dient ook over-
wogen te worden of de schade, die gemeenteraadsleden door het bijwonen
van de vergaderingen kunnen hebben, behoorlijk wordt gecompenseerd. Nu
de vergaderingen altijd op dit uur worden gehouden en alleen de begro-
tingsvergaderingen een hele dag vergen, meent spreker dat hierin geen
aanieiding tot verhoging is gelegen. Helaas moesten meerdere retributies
verhoogd worden, waardoor de burgerij zwaardere lasten werden opgelegd,
vvaarom spreker van mening is, dat de raad zichzelf soberheid moet op-
leggen. Spreker staat dan ook niet sympathiek tegenover dit voorstel.
In tegenstelling met de vorige spreker, juicht de heer Reijnders dit
voorstel toe. Spreker wijst er op, dat het volgend jaar de verkiezingen
voor de gemeenteraad zullen worden gehouden. Spreker is dan ook blij, dat
nu dit voorstel gedaan wordt, omdat daardoor ook de te verkiezen arbei-
ders in de gelegenheid worden gesteld zich te beraden, of zij, in verband
met loonderving, het raadslidmaatschap kunnen aanvaarden. Meer zal
spreker er nu niet van zeggen.
De heer Verhoeven is het met de heer Reijnders eens.
De Voorzitter vraagt of de heer Mr Dr van Bruggen een voorstel wil
indienen.
De heer Mr Dr van Bruggen meent, met een aantekening dat hij geacht
wil worden tegen het voorstel te hebben gestemd, te kunnen volstaan.
Ook dei heren Mr Pliester en Ir Kooijmans vragen deze aantekening.
De Voorzitter wil nog opmerken, dat, wanneer het initiatief tot het
verhogen van het presentiegeld van burgemeester en wethouders was uit-
gegaan, hij de bezwaren van de heer Mr Dr van Bruggen zou onder-
strepen. Nu gedeputeerde staten hebben bericht, dat de bestaande normen
kunnen worden verhoogd, ligt het geval z.i. toch wel anders, waarom hij
de tegenstanders van de verhoglng zou willen verzoeken om hun bezwaren
alsnog te laten vallen.
De heer Mr Pliester wijst er op, dat in de toelichting van het voorstel
van gedeputeerde staten staat, dat van de bevoegdheid om het presentie-
geld te verhogen, geen gebruik behoeft te worden gemaakt.
De heer Mr Bakhuizen van den Brink, wethouder, meent, dat de zaak
toch iets anders ligt dan hier naar voren is gebracht. Twee jaar geleden
waren burgemeester en wethouders en de raad van mening, dat toen het
presentiegeld op f 10.per vergadering behoorde te worden gesteld. Dit
bedrag werd door gedeputeerde staten niet aanvaard en teruggebracht op
De mening van burgemeester en wethouders is ten opzichte van het
bedrag van f 10.niet veranderd. Het is dus zo, dat gedeputeerde staten