30 October 1952.
179
kennis van dit ogenblik. Burgemeester en wethouders menen, dat de
gekozen vorm een goede is, hetgeen echter niet zeggen wil, dat men op
andere gebieden eenzelfde regeling zou moeten treffen zonder meer. Als
hiermede ervaring is opgedaan en in de toekomst zou blijken dat het wen-
selijk is dat zij gewijzigd moet worden, dan zulien burgemeester en wet-
houders zeker wijziging voorstaan.
Het eerste verzoek van de heer Zegwaart om een bepaling op te nemen
dat, als de bezoldiging van het personeel der school wettelijk geregeld
wordt, die regeling dan te volgen, acht spreker overbodig.
Op de tweede vraag van de heer Zegwaart om de rechtsregeling van het
gemeente-personeel van Haarlem ook toepasselijk te verklaren op niet-
onderwijzend personeel der school, antwoordt spreker, dat zijn opvatting
is, dat dit zonder enig voorbehoud zal gebeuren. Spreker moet echter
ontraden om amendementen voor te stellen, die niet zeer nodig zijn en
spreker gelooft dat dit hier zo'n geval betreft.
Spreker is teleurgesteld over de heer Mr Zeelenberg, die niet overtuigd
is, dat de 4 wethouders van de deelnemende gemeenten het bestuur moeten
vormen, maar dat hier ook de mogelijkheid moet openblijven om de raden
in te schakelen. Spreker wil er dan op wijzen, dat het niet juist zou zijn
dat een ander dan de wethouder van onderwijs lid van het bestuur zou
zijn, omdat de laatste toch verantwoording aan de raad moet afleggen.
Principieel heeft de raad het recht zelf de streekschool te besturen, doch
het zou hoogst onpractisch werken.
Ten slotte antwoordt spreker de heer Brink op diens vraag waarom
Zandvoort niet aan deze regeling deelneemt. Het aantal leerlingen van
de streekschool bedraagt thans 78, waarvan er uit Haarlem 41, uit Heem-
stede 11, uit Bloemendaal 8, uit Velsen 7, uit Beverwijk 2, uit Zandvoort 3
en uit diverse andere gemeenten 6 afkomstig zijn. Men zal zelf voelen
waar de grens hier ligt. Op het ogenblik is de deelneming uit Zandvoort
te gering. Spreker voegt daaraan toe, dat leerlingen uit andere gemeenten
wel tot de school zullen worden toegelaten.
De heer Mr Dr van Jîruggen antwoordende op de mening van de neer
Reijnders, dat spreker door het uitblijven van de wet op het voorbereidend
lager onderwijs juist een ander standpunt moest innemen, zegt, dat daar-
aan niet de conclusie moet worden verbonden, dat het welzijn van de
opleiding bij het voorbereidend onderwijs hem niet ter harte zou gaan.
Dit kan gevoegelijk buiten het debat blijven. Bij de totstandkoming van
de vorige raadsbesluiten op dit terrein, heeft spreker met nadruk gezegd,
dat hij daaraan gaarne wilde medewerken, omdat deze materie door hem
als een taak van de gemeente werd gezien. Daar gaat het nu dan ook niet
om. Het gaat hier om de vorm waarin de gemeenschappelijke regeling is
gegoten.
Verder heeft de heer Reijnders het doen voorkomen alsof spreker gezegd
zou hebben, dat de raden der betrokken gemeenten als schoolbestuur bij
elkaar moesten komen en dat spreker dit belachelijk heeft voorgesteld.
Spreker wil er nadrukkelijk op wijzen, dat hij hierover theoretisch ge-
sproken heeft, wei wetende dat dit natuurlijk niet gaat. Echter meent
spreker, dat getracht moet worden binnen het kader van de gemeente-
raden de juist mogelijke representatie voor het bestuur te vinden. De
vraag is n.l. deze, of het wenselijk is dat het bestuur van de streekschool,
welke school alleen door vrouwelijke leerlingen wordt bezocht en waar
door leraressen wordt onderwezen, zodanig wordt samengesteld, dat het
uitsluitend uit mannen bestaat. Dit lijkt spreker niet de ideale samen-
steiiing. Buitendien is men het in Haarlem met deze gedachtengang eens.
Als daar n.l. een gedelegeerde wordt benoemd in het bestuur van een
Nijverheidssehool, dan wordt daarvoor altijd een vrouwelijk raadslid aan-
gewezen. Daar heeft men dus begrepen, dat voor dergelijke scholen in het
bestuur vrouwen moeten worden aangewezen.