18 December 1952.
249
De Voorzitter antwoordt ontkennend. Wel is door de directie van de
N.Z.H.V.M. aan burgemeester en wethouders om een onderhoud verzocht.
Spreker geeft de verzekering, dat burgemeester en wethouders voor dê
belangen van de ingezetenen op de bres zullen staan.
De heer Mr Zeelenberg vraagt deze gelegenheid tevens te benutten om
bij de directie aan te dringen op eenzelfde ritprijs voor het traject Rijn-
straat Station als op de andere trajecten geldt. De tegenwoordige ritprijs
bedraagt n.l, f 0.20, zonder mogelijkheid om van een knipkaart gebruik
te maken. Heel wat duurder dus dan van het Raadhuisplein naar het
station.
De Voorzitter neemt daar acte van.
De heer Reijnders zou de directie de suggestie willen doen nu toch eens
uit te scheiden met experimenteren. Ten aanzien van de autobussen heeft
men vrede en rust nodig. Laat de N.Z.H.V.M. liever zorgen dat de bussen
op tijd rijden, zodat het niet kan voorkomen, dat abonné's doordat de
bus te laat is, hun trein missen. Het gevolg hiervan is dat' velen liever
gaan fietsen, zodat de busexploitatie steeds moeilijker wordt.
Vragen inzake verbouw oranjerie Meer en Berg.
De heer Reijnders zegt na het aanvaarden van het lidmaatschap van
de raad van onze gemeente, gedachtig aan de afgelegde eed er bij voort-
dunng naar gestreefd te hebben uitsluitend het belang van de gemeen-
schap en in het bijzonder dat van onze gemeente te dienen.
Omdat hij dit belang steeds voor ogen hield en zijn vôôr- of tegenstem-
men daardoor steeds is bepaald, is nooit de gedachte bij hem opgekomen
van politiek veriies of politieke winst.
Weliswaar zegt hij steeds de zaken, zoals hij ze ziet en wellicht is zijn
jeugdig temperament wel eens oorzaak, dat zijn woorden scherper klinken,
waardoor ze dan ten onrechte onaangenaam worden verstaan.
Datzelfde jeugdige temperament was wellicht ook oorzaak, dat hij de
vragen, die hij over de gang van zaken bij de verbouw van de oranjerie
aan burgemeester en wethouders heeft gesteld, tegelijkertijd heeft door-
gezonden aan de pers en wel vöôr dat hij bij het college van burgemeester
en wethouders daarover had geïnformeerd.
Hij erkent hierbij zeer zeker zijn fout en verzoekt de voorzitter en de
wethouder van openbare werken zijn verontschuldiging daarvoor te willen
aanvaarden.
Spreker stelt hierna de volgende vragen:
1°. Zijn burgemeester en wethouders reeds in het bezit van de goedkeu-
ring van gedeputeerde staten van Noordholland, ter zake van het
door de gemeenteraad aangenomen voorstel 116: „Verbouw oranjerie
in Meer en Berg tot 7 woningen"
2°. Zijn burgemeester en wethouders bekend met het feit, dat met de
werkzaamheden aan dit object is aangevangen, welke werkzaamheden
verder gaan dan die, welke voor de conservering noodzakelijk zijn?
3 Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord, zijn burgemees-
ter en wethouders met hem van mening, dat de toezegging van uw
voorzitter in de raad van 27 November j.l., namelijk „dat niet met de
werkzaamheden zal worden aangevangen vôör dat van gedeputeerde
staten goedkeuring is ontvangen", nu deze werkzaamheden toch zijn
aangevangen, aan waardigheid verliest?
4°. Willen burgemeester en wethouders, als vraag drie bevestigend wordt
beantwoord, de werkzaamheden aan dit object onmiddellijk doen
staken