17
26 Februari 1953.
staat aangegeven. De woningen mogen uitsluitend worden bestemd en
ingericht voor bewoning door één gezin. De gestichte gebouwen mogen
niet worden gesplitst of verbouwd ter verkrijging van meer dan één
woning.
Voor de erfscheidingen van de woningen aangeduid met a wordt, on-
verminderd hetgeen is voorgeschreven in de bouw- en woningverordening,
het volgende bepaald
1. de 2 m diepe voorerven mogen niet worden afgescheiden
2. de 4 m diepe voorerven mogen worden afgescheiden met heggen,
niet hoger dan 0,60 m;
3. de achtererven mogen worden afgescheiden met heggen, niet hoger
dan 1,20 m; daarboven mag een tochtscherm worden aangebracht
van doorziehtig materiaal, niet hoger dan 2 m, dat niet verder dan
4 m achter de achtergevel reikt.
Voor inrichting en gebruik van de erven, van de woningen aangeduid
met a, wordt, onverminderd hetgeen is voorgeschreven in de bouw- en
woningverordening, het volgende bepaald:
1. de voorerven moeten bloksgewijs op gelijke wijze worden ingericht
en onderhouden, tot genoegen van burgemeester en wethouders; de
4 m diepe voorerven zijn bestemd om te worden gebruikt als villa
voortuin terrein;
2. de achtererven moeten als tuin worden gebezigd en als zodanig in
ordelijke staat worden onderhouden; behalve, bij iedere woning een
schuur met ten hoogste 8 m2 grondvlakte, mogen op genoemde erven
geen schuren, hokken of andere bouwsels worden opgericht.
Op de terreinen, in deze herziening begrepen, mogen geen winkels noch
bedrijven worden gesticht, terwijl de opgerichte gebouwen als zodanig
noch geheel noch gedeeltelijk daartoe mogen worden ingericht of gebezigd.
Artikel 2.
Artikel 3.
Artikel 4.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 26 Februari 1953.
De secr
De voorzitter,