4
2e Afd,
28 Januari 1954.
OVEBEENROMST MET HAABLEM INZAKE TOELATING VAN
LEEKLINGEN TOT SCHOLEN VOOR M.O. EN V.H.O.
Aan de Raad.
Bij brief van 17 December 1951 stelde het gemeentebestuur van Haarlem
de besturen van een aantal omliggende gemeenten in kennis met de in de
voorafgaande jaren sterk gestegen kosten van het middelbaar en gym-
nasiaal onderwijs. Deze kosten werden, voor zover ten laste van Haarlem
blijvende, daarin geschat op 464,per leerling en per jaar, waarbij reeds
rekening was gehouden met een toen komende stijging van de door de
buitengemeenten wettelijk verschuldigde bijdrage. Bedoeide gemeente-
besturen werden uitgenodigd voor een bespreking van deze aangelegen-
heid op 5 Januari 1952, ten einde te beraadslagen over een oplossing.
Inmiddels verscheen juist op de dag van bedoelde bespreking een nota
van burgemeester en wethouders van Haarlem aan de raad van die ge-
meente, waaruit op te maken viel, dat de bedoeling was, dat de buiten-
gemeenten de kosten van dit onderwijs aan de kinderen hunner gemeente
zelf dienden te dragen.
Wij hebben in onze nota van 14 Januari 1952, raadsstuk no. 5, TJ ons
st&ndpunt hierover medegedeeld.
In genoemde vergadering van 5 Januari 1952 werd een kleine com-
missie benoemd ter voorbereiding van een tussen de belanghebbende ge-
meenten te sluiten overeenkomst, omdat geen der gemeenten bereid bleek
volledige vergoeding te verlenen van de ten laste van Haarlem blijvende
kosten. De commissie kwam enkele malen bijeen, doch dit leidde niet tot
een voor Haarlem bevredigend resultaat.
Haarlem kon uiteraard afstand doen van het rijkssubsidie voor dit
onderwijs, om daarna zelfstandig aan te geven onder welke voorwaarden
leerlingen uit de buitengemeenten zouden kunnen worde'n toegelaten. Het
is begrijpelijk, dat een dergelijke maatregel, die er op neer zou komen,
dat de buitengemeenten dan het te derven subsidie zouden moeten betalen
in de vorm van hogere bijdragen, op ernstig verzet van die gemeenten
zou stuiten, en dus niet lichtvaardig zou worden genomen.
Inmiddels had een vertegenwoordiging van ons college een onderhoud
met een tweetal wethouders van Haarlem over de datum van weder in-
werkingtreding der stroomleveringsovereenkomst in verband met het ver-
vallen van de Prijzenbeschikking Eiectrische Energie 1945. Deze bespreking
strekte zich niet alleen uit tot genoemde overeenkomst, doch daarin werd
o.m. ook betrokken de in de aanhef van dit voorstel bedoelde aangelegen-
heid. Beide partijen bereikten bij die bespreking over een drietal onder-
werpen volledige overeenstemming, zoals wij reeds mededeelden in ons
voorstel d.d. 4 Februari 1953, raadsstuk 13-13a, o.m. handelende over
wijziging der stroomleveringsovereenkomst.
Hierop volgde over het M.O./V.H.O. een nieuw voorstel van Haarlem
inzake het sluiten van een overeenkomst tot regeling van de financiële
gevolgen van de toelating van leerlingen op de scholen voor bedoeld onder-
wijs. Dit voorstel kwam neer op betaling, boven het wettelijk verschuldigde
bedrag, van een extra-bijdrage van de helft van hetgeen na aftrek van
dat bedrag per leerling ten laste van Haarlem blijft op de voet van een
aan te gane gemeenschappelijke regeling. Haarlem verklaarde zich bereid
een overgangsbepaling op te nemen krachtens welke de volledige extra-
bijdrage pas met ingang van 1 Januari 1955 verschuldigd zal zijn.
Nada,t het ontwerp nog een enkele kleine wijziging had ondergaan was
deze o.i., in het licht van de gevoerde onderhandelingen, aanvaardbaar.
Behalve met onze gemeente moest Haarlem verder trachten met andere
belanghebbende gemeenten overeenstemming te bereiken, waarbij uiter-