30 September 1954.
203
Mevrouw van der Meulen is lid van de Partij van de Arbeid. Ais nu
mevrouw van der Meulen tot lid der commissie wordt benoemd en de heei
Verspoor tot adviserend lid, dan zijn beide partijen geholpen. Daarmee is
de heer Ir Kooijmans weliswaar niet gediend.
De heer Dijkstra zegt, dat de vraag van mevr. van Nispen hem
niet duidelijk is. De woonruimtecommissie is n.l. een commissie van advies,
terwijl mevr. van der Meulen daarin ook adviseuse is. Zij is dus aan de
andere leden gelijkwaardig.
De heer Mr Zeelenberg meent, dat in de wet voor het aantal leden der
commissie een bepaald minimum staat voorgeschreven. Spreker voelt er
wel voor dat een vrouw officieel in deze commissie zitting krijgt. Hij heeft
er bezwaar tegen de zuilentheorie op deze goede commissie toe te passen.
Men moet bij deze technische commissie niet de kant uit dat daarvan een
iiberaal, socialist, prot. chr. of een r.k. deel van moet uitmaken. Spreker
steunt de vriendelijke suggestie van mevr. van Nispen en zou het ook het
beste vinden indien één der leden opstaat en als adviseur zitting neemt,
waardoor hij toch ook altijd de zittingen der commissie kan bijwonen.
De heer Beijnders zou het voorstel gaarne steunen, ware het niet, dat
de leden in hun kwaliteit van huiseigenaar, huurder e.d. zitting hebben,
zoals de wet zulks voorschrijft. De heer Verspoor zit in de commissie als
huiseigenaar, terwijl mevr. van der Meulen geen huizen bezit.
De Voorzitter vindt het een goede gewoonte, dat bij de jaarlijkse samen-
stelling van de commissie vanuit de raad woorden van waardering voor
het werk der commissie worden gesproken. De woorden van lof aan het
aares der commissie door de heer Verhoeven gesproken, zijn hem dan
ook uit het hart gegrepen. Spreker vindt het prettig deze niet alleen te
kunnen onderschrijven, doch zelfs aan te dikken. De commissie verricht
inderdaad prachtig werk en spreker heeft grote bewondering voor het
werk dat zij heeft gedaan.
Mevr. van Nispen is wat stout geweest. Zij breekt n.l. een lans voor
het zwakke geslacht. Spreker is overtuigd, dat de bedoelde dame nimmer
gevoeld heeft, dat zij slechts adviserend lid is. De verhouding tussen de
commissieleden onderling, is uitstekend.
Spreker zou het betreuren als één van de leden uit elegance zijn plaats
xnoest inruimen voor een dame. Hij gelooft niet dat dit de oplossing is.
Beter lijkt het hem, als er eens een vacature komt, dat dan nagegaan
wordt of het zo geregeld kan worden als mevr. van Nispen bedoelt.
Mevr. van Nispen merkt op, dat de voorzitter dus toezegt, dat in zo'n
geval een vrouw in de commissie zal worden benoemd.
De Voorzitter antwoordt, dat hij dit niet kan toezeggen, omdat zulks
eerst in het college van burgemeester en wethouders moet worden be-
sproken.
He't benoemen van de leden der commissie bij acclamatie kan spreker
niet toestaan, omdat de wet zulks verbiedt.
De heer Ir Kooijmans heeft iets aangevoerd wat onjuist is. De leden
hebben namelijk geen zitting als lid van een bepaalde politieke
of godsdienstige groep, maar zij zijn benoemd omdat zij voldoen
aan de richtlijnen, die door de Minister van Binnenlandse Zaken
daarvoor zijn gesteld. Spreker heeft voorvoeld dat deze vraag
komen zou, waârom hij deze richtlijnen voor zich heeft. Zio mogelijk
moeten twee personen in de commissie zitting hebben, die representatief
zijn respectievelijk voor de huiseigenaren en hypotheekhouders. Voor het
overige dient bij de keuze in de eerste plaats te worden gelet op techni-
sche en sociale deskundigheid op woninggebied en op kennis en ervaring
in sociale aangelegenheden in het algemeen. Spreker onderstreept daarom