- 30 September 1954. De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders rekening houden met redelijke belangen van de huiseigenaren. Er zijn echter om- standigheden, die van invloed kunnen zijn op het wel of niet geven van een vergunning om een huis leeg te verkopen. De heer Verhoeven zegt, dat er figuren zijn die ons rechtsgevoel stoten. Zo vindt men bij de fiscale rechtspraak, dat de inspecteur die de aanslag vaststelt ook optreedt als beroepsinstantie. Men staat dan echter tegen- over een tweede beoordeling nooit zo objectief als dit door een onafhan- kelijke instantie zal worden gedaan. Als er ten aanzien van de vordering van woningen een beroepsinstantie zou worden gecreëerd, dan zou spre- ker, afgezien van alles, daar wel voor zijn. De Voorzitter wil deze zaak nog eens in het college ernstig bespreken. Hem staat voor de geest of het niet mogelijk is bij behandeling van vor- deringen één of twee leden aan de woonruimtecommissie toe te voegen. Hij moet dit idee echter nog in het college ter sprake brengen. Mevr. van Nispen merkt op, dat het dus niet de bedoeling is de com- missie met enige leden uit te breiden. De Voorzitter antwoordt, dat zijn bedoeling dan zou zijn hen speciaal in geval van vorderlng als adviseur aan de commissie toe te voegen. De heer van der Linden zegt, dat de Voorzitter de zaak gesteld heeft zoals zij behandeld wordt. Met nadruk heeft men nu voor de belangen van de huiseigenaren gepleit, maar spreker heeft niet gehoord, dat in de bepaalde gevallen de urgentie moet spreken. Ook in moeilijke omstandig- heden kan het voorkomen, dat tegen de huiseigenaar gezegd moet worden, dat de urgentie moet praevaleren. Voor spreker staat vast, dat de urgentie in elk geval maatgevend moet zijn. De Voorzitter zegt, dat dit ook het standpunt van hem is. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders worden de stukken genoemd onder a tot en met m, zonder hoofdelijke stemming, voor kennisgeving aangenomen. n. verzoek van de administrateur van het Seminarie St. Gabriël te Haastrecht, d.d. 20 September 1954, om een toelage te ontvangen voor leerlingen uit Heemstede, die aan genoemd seminarie studeren. De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders voorstellen, adres- sant mede te delen, dat inrichtingen van onderwijs als in het verzoek bedoeld niet rechtstreeks door de gemeente worden gesubsidieerd. Adressant heeft voor de gymnasiale afdeling niet de aanwijzing ver- kregen als bedoeld in artikel 157, eerste lid der Hoger-onderwijswet, zodat het onderwijs niet kan worden gelijkgesteld met gymnasiaal onderwijs in de zin van die wet. De heer Verhoeven kan zich niet verenigen met het voorstel van burge- meester en wethouders om dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. Ook in de onderwijscommissie is dit verzoek besproken. Spreker had de indruk, dat daar besloten was, dat zou worden medegedeeld, dat de gym- nasiale afdeling niet voldoet aan de hoger onderwijswet en dat op dit argument het verzoek zou worden afgewezen. Als er echter gezegd wordt, dat inrichtingen als in het verzoek bedoeld, niet door de gemeente worden gesubsidieerd, dan moet spreker hier tegenover de wethouder van onder- wijs wat over zeggen. Spreker is dus wel gedwongen over deze zaak het woord te voeren. De wethouder van onderwijs is het er mee eens, dat, als ouders hun kinderen een onderwijsinstelling met een bepaalde richting willen doen ifei'l Ig

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1954 | | pagina 7