243 2 December 1954. Het zou hem niets geen moeite kosten om het geval van de heer Scheer volledig te weerleggen, maar spreker zit hier niet om de daden van de commissie te verdedigen. Dat er klachten zullen zijn is mogelijk. De commissieleden zijn echter ook maar doodgewone mensen die zeer moei- lijk werk doen. Uiteraard zullen zij fouten maken, al zullen die fouten meermalen ontstaan omdat men verkeerd wordt ingelicht of voorgelicht Bovendien moet men met de gang van zaken ten aanzien van de huis- vesting volledig op de hoogte zijn. Daar doen zich herhaaldelijk omstan- digheden voor die de buitenwereld niet kent en die de buitenwereld ook met moet weten. In een persoonlijk onderhoud met de belanghebbenden krijgt men meestal een heel andere kijk op de zaak. Wanneer een vorde- ring aan de orde komt zullen alle belangen moeten worden afgewogen vanuit een standpunt van huisvesting. Als een huiseigenaar een huis leeg wil verkopen ter wille van de opbrengst van het huis, terwijl het belang van de huisvesting praevaleert, dan moet dat worden tegengegaan. Naar sprekers vaste overtuiging en aan de hand van zijn ervaring op dit gebied moet het zo zijn, dat uitsluitend de billijke verdeling van de woonruimte, de nood en de urgentie van het gevai maatgevend moet zijn bij het nemen van een beslissing over toewijzing of vordering. Spreker wil het werk van de commissie niet verdedigen, maar als men een jaren- lange ervaring in deze commissie heeft opgedaan, dan krijgt men een heel ander inzicht in deze materie en moet men misschien wel eens de juridi- sche kant van de zaak laten rusten. Spreker heeft heel ernstig bezwaar tegen het noemen van „tallozen" zoals de heer Scheer heeft gedaan. Hij vat dat min of meer als een be- lediging op. Spreker zou graag willen, dat de heer Scheer daar een ander woord voor gebruikte als hij behoefte heeft om het werk van de com- missie aan de kaak te stellen. De heer Mr Zeelenberg zegt, dat het natuurlijk heel verkeerd zou zijn, als iemand zijn persoonlijk geval in dit college ter sprake bracht. Spreker moet aannemen dat de heer Scheer dat niet heeft willen doen en dat hij zijn geval slechts als een moeilijk liggend voorbeeld heeft aangevoerd. Spreker meent, dat de heer van der Linden het eigenlijk een beetje sneu zou vinden als boven de ook naar sprekers gevoelen zeer goed werkende adviescommissie, een ander college zou komen, dat als een soort beroeps- mstantie zou kunnen gaan functioneren. Dat is een standpunt dat nooit juist kan zijn. In de normale rechtspraak is er appêl van een rechtbank op een hoger college. In geen enkel geval zal een lid van de rechtbank zich gepiqueerd gevoelen, indien iemand die geen gelijk heeft gekregen, naar het Hof wandelt en evenmin zal een lid van een dergelijk college zich gepiqueerd voelen wanneer dat hogere college zo iemand nog geliik geeft ook. J De heer van der Linden, gesteund door de heer Reijnders, heeft met veel nadruk gezegd, dat uitsluitend de woningnood en de urgentie van de gevallen beslissend moet zijn bij het toekennen van woonruimte. Een dergelijke uitspraak is echter in zijn eenzijdigheid beslist te vergaand. Natuurlijk moet men bij de besiissing die men neemt alle belangen laten gelden en een van die belangen is zeer zeker de urgentie van een geval. maar een ander belang is toch wel degelijk gelegen in de heel erg gekort- wiekte eigendomsrechten van de eigenaar. Zo ver deze dan nog bestaan is het beslist nodig dat zij mede gelden. Spreker blijft van mening dat naast de woonruimteadviescommissie een officiële vorderingscommissie noodzakelijk is, die dan uit andere men- sen moet zijn samengesteld dan de eerste commissie. Het gaat er bij spreker niet om hoe het hier gaat, of onze commissie het slecht doet of niet, het gaat hier om het beginsel. De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders het niemand kwa-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1954 | | pagina 8