31 Maart 1955.
129
er helemaal van af waar die studie voor dient. Indien de studie dient voor
het verwerven van een hog-ere rang, zijn de kosten niet aftrekbaar. Gaat
het om het behoud vap een bestaande betrekking, dan worden zij werke-
lijk als verwervingskosten geaccepteerd. Als in de verordening wordt
bepaald dat de gemeente de loonbelasting voor haar rekening neemt, staat
daarmede niet vast dat er ook inderdaad loonbelasting geheven wordt,
want dat moet beoordeeld worden aan de hand van de wet op de loon-
belasting. Spreker gelooft niet dat de belastingadministratie hiermede
een wapen in de hand wordt gegeven. Spreker is er voor, dat, ook ingeval
de studiekosten dienen voor het verbeteren van de positie, deze belasting-
vrij te geven. Voor de in te houden belasting wordt de gemeente aange-
sproken, niet de betrokkene. Het beste is de voorgestelde redactie te hand-
haven.
De heer Mr van Wijk, wethouder, zegt, dat het inderdaad zo is, dat de
genoemde arresten van de Hoge Raad de zaak wel wat ruimer gemaakt
hebben. Vroeger was het zo, dat alleen de kosten voor studie noodzakelijk
in verband met een bepaalde functie, mochten worden afgetrokken. Thans
is dat geworden, voor zover redelijk in een bepaalde functie. AIs men dus
in een bepaalde functie een studie onderneemt die voor die functie niet
nodig is maar wel verband daarmede houdt, desnoods om tot promotie
te komen. dan kunnen de studiekosten als verwervingskosten worden aan-
gemerkt. Spreker is het met de heer Verhoeven eens, dat dit niet in alle
gevallen zal gelden. Het zou zich dus kunnen voordoen, dat in een gegeven
geval toch loonbelasting moet worden betaald en dan is het de bedoeling
°m deze voor rekening der gemeente te nemen. Nochtans wil het college
wel aan de gedane suggestie tegemoet komen, waarom het voorstelt de
laatste zin van het tweede lid van artikel 4 als volgt te lezen: „De loon-
belasting indien en voor zover verschuldigd, wordt voor rekêning der
gemeente genomen."
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens, met inachtneming van de voor-
gestelde wijziging, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
XXVII. RONDVRAAG.
Licht in raadzaal.
De heer Ir Kooijmans merkt op, dat vanuit de raadzaal het college van
burgemeester en wethouders niet duidelijk waameembaar is, zowel bij
gesloten als opengetrokken gordijnen. Spreker verzoekt burgemeester en
wethouders door b.v. het aanbrengen van T.L. verlichting, meer licht in
de zaal te brengen.
De Voorzitter is daar geen groot voorstander van. Hij zal deze kwestie
onderzoeken.
Omlegging busroute.
De heer Mr Dr van Bruggen wijst er op, dat door de werkzaamheden in
de Jan van Goijenstraat, de busroute via de P. de Hooghstraat is geleid.
Het wegdek van deze straat wordt daardoor echter vernield, terwijl spre-
ker veel klachten bereikten over het schudden van de huizen en wat er-
mede samenhangt. Spreker hoopt dat deze toestand niet te lang zal duren.
De Voorzitter antwoordt, dat juist vanmorgen, in overleg met de
N.Z.H.V.M. een Jiieuwe omlegging van de busroute is vastgesteld. Nu zai
de bus van de Blauwe brug naar de P. Aertszlaan over de Dreef rijden.
De P. de Hooghstraat, die geen fundering heeft, is werkelijk volkomen in
de soep gereden.
De heer van Leut, wethouder, zegt, dat bij de planning van het werk
er voor is gezorgd, dat deze stagnatie zo kort mogelijk zal duren. In de