2
Artikel 8
Behalve de in artikel 141 van het wetboek van strafvordering
genoemde opsporingsambtenaren zijn met het opsporen van over-
tredingen dezer verordening belast:
a. de ambtenaren van gemeentepolitie:
b. de ambtenaren van Openbare Werken voor zoveel betreft de
artikelen 12 30, 49, 50, 65, 66, 67, 68, 118, 2e lid, 134, 135 137,
186 187, 188, 189, 192, 196, 197, 198, 199, 200, 202, 204, 205, 206,
207^ 208, 209, 210, 211, 212, 213, 216, 217, 218, 219, 220,
221 222 223 225, 226, 227, 228, 230, 231, 232, 233, 234,
236 237 239 241, 242, 244, 245, 246, 254, 255, 256, 257,
259, 261, 262', 263, 264 265, 266, 268, 270, 271, 272, 273
en 275;
c. de ambtenaren van de brandweer voor zoveel betreft de arti-
kelen 84 85 125, 214, 215, 216, 217, 218, 219, 220, 221, 222,
223 224 225, 226, 227, 228, 230, 231, 232, 233, 234, 236,
237' 239! 242, 243, 244, 245, 246, 247, 248, 249, 250, 251,
254! 255, 256, 257, 258 en 273;
d. de ambtenaren, belast met het bijhouden der bevolkings-
administratie, voor zoveel betreft de artikelen 65, 66 en 67.
e de havenmeester, voor zoveel betreft de artikelen 128, 129,
130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 138 en 139.
Artikel 9
1. Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen der
artikelen 16, onder b en c, 18, 22, lid 1,25, 52 53 54 57 58 5960,
65 68 86 87 98 111, 116, 121, 132, 133, 134, 138, lld 3, 139, 144,
145 146, 154,' 159, lid 3, 164, 166, 173, 189 onder a, 201, onder b
202' lid 1 en 2, 210, 211, lid 1, 214, 222, 230, 236 241, 250 259 onder
b, c en d, 272, lid 1, 274, lid 1 onder a, en 277 onder e en f ontheffing
vcrienen. bur^emeester kan van de bepalingen der artikelen 27, 36,
56, onder b en c, 91, 93, 95, 104, lid 1 en 160, ontheffing verlenen.
Artikel 10
1 ieder aan wie bij deze verordening bevoegdheid is gegeven
tot het verlenen van ontheffing, kan deze verlenen voor bepaalde
of onbepaalde tijd en daaraan voorwaarden en bepalingen verbinden.
2 Alle ontheffingen, krachtens deze verordenmg te verlenen,
zijn slechts van kracht, indien zij schriftelijk zijn verieend^ Zij wor-
den geacht te zijn verleend tot wederopzeggens, ook îndien een
tiidsbepaling daarin is uitgedrukt.
3 Indien en zolang door iemand niet voldaan wordt aan een
voorwaarde, verbonden aan een ontheffing, wordt hij, aan wie de
ontheffing is verleend, geacht deze niet te hebben.
4 De houder is verplicht het bewijs van de ontheffing op de
eerste vordering van hen, die belast zijn met het opsporen van
overtredingen dezer verordening, aan dezen ter mzage af te staan
De in de vorige zin bedoelde vordenng kan door de m artikel 8
genoemde personen slechts worden gedaan met betrekkmg tot ont-
heffingen van die artikelen, ten aanzien waarvan zij opspormgs-
bevoegdheid bezitten.