3
HOOFDSTUK II
OPENBARE WERKEN EN PERSOONLIJKE DIENSTEN
Artikel 11
De namen der straten en wegen, de aanwijzingen omtrent brand-
kranen en -putten, alsmede afsluiters der duinwaterleiding, de waar-
schuwingsborden en andere voorwerpen ten behoeve van het open-
baar verkeer, alsmede voorwerpen ten behoeve van de openbare
verlichting, worden van overheidswege op desnodig door burge-
meester en wethouders aan te wijzen plaatsen, aan gebouwen, muren
of schuttingen aangebracht.
Ieder die, hetzij voor zich, hetzij voor een ander, beheer voert
over een gebouw, muur of schutting, is verplicht toe te laten, dat
de in dit artikel bedoelde aanduidingen en voorwerpen op de daar-
toe aangewezen plaatsen worden aangebracht.
Artikel 12
Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, het bord, overeen-
komstig artikel 11 aangebracht, te verwijderen of te beschadigen,
dan wel het daarop voorkomende opschrift onleesbaar te maken of
te wijzigen.
Artikel 13
De gevallen, waarin inwoners tijdelijk kunnen worden opgeroepen
tot het verrichten van persoonlijke diensten als bedoeld in artikel
226 der gemeentewet zijn:
1°. blussing van brand en voorkoming van uitbreiding van brand,
totdat de brand geheel is geblust en de brandblusmiddelen zijn
opgeborgen;
2°. beproeving der brandblusmiddelen, van de bij aankondiging
bepaalde tijd af totdat de brandblusmiddelen zijn opgeborgen;
3°. het dreigen en het plaatsgrijpen van rampen, totdat alle ge-
vaar naar het oordeel van burgemeester en wethouders geweken is;
4°. handhaving van de openbare orde, wanneer die op ernstige
wijze wordt verstoord of dreigt verstoord te worden, totdat zij naar
het oordeel van de burgemeester weder geheel hersteld is of niet
meer dreigt verstoord te worden.
Artikel 14
Alle mannelijke inwoners, die op 1 Januari van het jaar het
negentiende levensjaar waren ingetreden en het negen en vijftigste
nog niet hadden volbracht, zijn, indien zij daartoe door burgemees-
ter en wethouders geschikt zijn geoordeeld, verplicht, daartoe op-
geroepen of aangewezen, de in het vorig artikel bedoelde persoon-
lijke diensten, en meer in het bijzonder de diensten, waarvoor zrj
bepaaldelijk zijn aangewezen, te verrichten.
De opgeroepene of aangewezene is bevoegd de diensten, waartoe ToegevoeJ
hij wordt opgeroepen of aangewezen, door een door burgemeester en bij j
wethouders goed te keuren plaatsvervanger te doen waarnemen of 29^9-155 I
ze, voor een bedrag van f 100,per kalenderjaar, in de gemeente- no. 121
kas te storten, af te kopen.
Hij, die zijn dienst door een plaatsvervanger laat waarnemen, zal
onmiddellijk een ander moeten stellen, zijn dienst moeten afkopen
of zelf zijn dienst moeten vervullen, zodra hij van burgemeester en