op hem, die lid is van een door burgemeester en wethouders aan- gewezen organisatie of instelling; g. op degene, die niet in Nederland zijn woonplaats heeft en in het bezit is van een geldig paspoort of een als zodanig dienend document I. gedbrende de eerste 48 uur na zijn aankomst op een terrein, niet zijnde een kampeerplaats, indien aan hem door de rechthebben- de op dat terrein een gedagtekende en ondertekende verklaring is ter hand gesteld, houdende toestemming om daar te kamperen; II. voor zoveel betreft het overige kamperen overeenkomstig de in deze verordening gestelde regelen. 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid vervatte verbod ontheffing verlenen aan de ingezetenen der ge- meente, alsmede aan de personen, genoemd in lid 2 onder c en g, voor de tijd van de aldaar bedoelde termijn van 48 uur. 4. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de openbare orde, zedelijkheid en gezondheid in een of meer gedeelten van de gemeente, dan wel een of meer terreinen of terreingedeelten aanwijzen, waarop het in het tweede lid onder c en onder g I be- paalde niet van toepassing is. 5. Het bepaalde in het tweede lid onder c, d en g is niet van toepassing op het gezamenlijk kamperen van personen van ver- schillende kunne in één tent, voor zover dit niet geschiedt door een echtpaar, al dan niet met de tot zijn gezin behorende kinderen. Het bepaalde in het tweede lid onder f is niet van toepassing op he|t gelijktijdig hebben van nachtverblijf van personen van verschillende kunne in een gebouw of bouwsel als bedoeld in artikel 146, wanneer dat gebouw of bouwsel niet speciaal is ingericht. Artikel 143 1. Het is de rechthebbende op een terrein verboden toe te laten, dat op dat terrein gekampeerd wordt. 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien en voorzover ge- kampeerd wordt door hen, voor wie dit overeenkomstig artikel 142 geoorloofd is, en wel op de plaatsen en gedurende de tijden waarop dit hun is geoorloofd. 3. Dit artikel is niet van toepassing op kampeerplaatsen. Artikel 144 1. Het is verboden een kampeerplaats te exploiteren. 2. Ontheffing van het verbod, vervat in het eerste lid, wordt niet verleend: a. wanneer het terrein niet voldoet aan de eisen, welke gesteld zijn of worden door de Nederlandse Kampeerraad of een andere door burgemeester en wethouders erkende organisatie of instelling; b. wanneer het terrein op zodanige afstand van de woning van de rechthebbende is gelegen, dat deze tot een behoorlijk toezicht niet in staat kan worden geacht. 3. Aan een ontheffing van het verbod, vervat in het eerste lid, wordt in elk geval als voorwaarde verbonden, dat op de kampeer- plaats alleen mogen worden toegelaten de personen, genoemd in artikel 142, lid 2, onder d en g, alsmede zij, aan wie door burge- meester en wethouders ontheffing is verleend van het verbod op een kampeerplaats te kamperen. Ontheffing; B. en W.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1955 | | pagina 43