56
Afdeling 3
Verlichting van wegen
Artikel 267
1. Het is verboden:
a. een lantaarn, voor de openbare verlichting bestemd of op
openbaar gezag voorgeschreven, of een zogenaamd verkeerslicht,
te ontsteken of te doven;
b. bij een gaslantaarn, voor de openbare verlichting bestemd, de
kraan der gaspijp te openen of in de toevoer van gas enige wijziging
te brengen.
2. De in het eerste lid vervatte verboden gelden niet, indien een
of meer der genoemde handelingen worden verricht door of van-
wege het daartoe bevoegde publiek gezag.
Afdeling 4
Toezicht op wegen en waterovergangen
Artikel 268
De eigenaar en de gebruiker van bomen of beplantingen, staande
op of aan de weg, is verplicht, indien de vrijheid of de veiligheid
van het verkeer of de openbare verlichting zulks vordert, na aan-
schrijving van burgemeester en wethouders, binnen een in de aan-
schrijving te bepalen tijd, die bomen of beplantingen in voldoende
mate op te snoeien.
Artikel 269
In andere gevallen dan die waarin het rijkswegenreglement van
toepassing is, is de eigenaar van bomen, beplantingen, een vrij-
staande muur, een hek of een schutting, welke nabij een vereniging
van wegen of een bocht in de weg het vrije zicht op de weg be-
lemmeren, verplicht, indien de vrijheid of de veiligheid van het
verkeer zulks vordert, na aanschrijving van burgemeester en wet-
houders, binnen een in de aanschrijving te bepalen tijd die bomen,
die beplantingen, die muur, dat hek of die schutting geheel of ge-
deeltelijk te verwijderen.
Artikel 270
Het is verboden een wegafsluiting of een afschutting, welke op
last of met vergunning van burgemeester en wethouders of van
enig ander bevoegd publiek gezag op of aan een weg geplaatst is,
weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen.
Artikel 271
1. Het is verboden een in een weg zich bevindend merkteken te
verwijderen.
2. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet, indien de
daarin genoemde handeling wordt verricht door of vanwege het
daartoe bevoegde publiek gezag.