166
30 Juni 1955.
c bouw naar zijn mening- op dit ogenblik voorrang moet hebben Zolang de
a woningnood ook in Heemstede zo buitengewoon groot is, kan spreker aan
g deigehjke voorstellen niet medewerken. Eerst wanneer in zeer beduidende
C mate in de woningnood is voorzien, kan spreker voor stichting van dit
sportgebouw voelen
a
t De heer Verhoeven meent, dat er bij de heer Zegwaart wel enig mis-
verstand bestaat. Enige jaren geleden was het inderdaad, in verband met
de fmanciering, moeilijk huizen te gaan bouwen en het zou toen niet juist
f. geweest zijn om geld aan andere objecten dan woningbouw te besteden.
C ls zaak echter op dit ogenblik niet meer. De gemeente kan nu wel
aan geld komen om ên huizen te bouwen en een sportgebouw te stich-
a "en. In dat verband is het dus niet juist om te zeggen dat er maar geen
t sportgebouw moet komen, doch eerst woningen moeten worden gebouwd
Die woningen komen er ook.
?6 heer Dijkstra is het met de heer Zegwaart eens. Spreker begrijpt
0 dat een sportgebouw noodzakelijk is, maar waar hier nog een achterstand
bestaat op het gebied van de woningbouw, lijkt het hem toch goed dat
t laa-tste voorgaat. Spreker wil niet over het geld spreken, maar bij
0 hem speelt de grootste rol, dat de arbeidskrachten en de materialen die
voor de bouw van het sportgebouw zullen worden gebruikt, noodzakeliiker
r- zrjn voor de woningbouw.
s De heer Ir Kooijmans merkt op, dat indertijd is gedaeht aan de stichting
t van een sportgebouw dat in de eerste plaats bedoeld was voor de in de
f omgeving staande scholen. In het voorstel wordt echter het accent op de
verenigingen gelegd. In de vergadering van de commissie voor openbare
2 werken heeft de wethouder gezegd, dat de scholen te weinig gelegenheid
hebben voor het gymnastiekonderwijs, waarom het noodzakelijk was dat
dit gebouw er zou komen. Spreker vraagt zich af wat de bedoelling is
0 m de eerste plaats de verenigingen te helpen of de scholen. Spreker vraagt
t dit hierom, omdat in het voorstel staat: „Ook zal het, nu zich daaraan de
behoefte doet gevoelen, gebruikt kunnen worden voor het onderwijs in
hchamelijke opvoeding op de in de omgeving staande scholen." Daaruit
zou kunnen volgen, dat, wanneer de schoolbesturen in de toekomst een
c gymnastieklokaal zouden .vragen, dit er zou moeten komen, waardoor het
sportgebouw minder gebruikt zal worden dan nu wordt verwacht. De
basis voor het gebouw zou daarmede voor een groot deel wegvallen.
c De heer Disselkoen, wethouder, de heer Brink beantwoordend, zegt,
n graag te willen toezeggen, dat vöör tot uitvoering van de bouw zal worden
overgegaan, eerst nog het oordeel van sport- en andere deskundigen voor
wat betreft de inrichting zal worden ingewonnen."
In antwoord op de vraag van de heer Ir Kooijmans, antwoordt spreker,
dat hrj niet weet wat in de eerste plaats komt, de scholen of de buiten-
5 schoolse sport. Spreker kan zich niet voorstellen dat de behoefte van de
scholen aan gymnastiekzalen blijvend gelijk zal zijn wanneer dit sport-
gebouw er komt. Spreker gelooft het een voordeel te kunnen noemen dat
twee handen elkander wassen en beide schoon worden
De heren Zegwaart en Dijkstra hebben betoogd, dat er teveel woning-
nood îs om nu sportgebouwen te stichten. Een dergelijke opmerking doet
m eerste aanleg buitengewoon sympathiek aan. Inderdaad spreken we
1 allemaal, te pas en te onpas, van volksvijand no. 1. Opmerkingen als van
de heren Zegwaart en Dijkstra appelleren dan ook aan ons aller sentiment
in dit opzicht. Het zal niet alleen met warmte verstaan worden door de
'r woningzoekenden, maar het zal even warme weerklank vinden bij iedereen
die verantwoordelijkheid draagt of voelt voor de oplossing van de woning-
behoefte. Zeker is dit het geval met burgemeester en wethouders die elke
week opnieuw, geconfronteerd worden met de woningnood in de gemeente