29 september 1955.
241
belangrijkste, maar voor de dagelijkse gang van zaken is de advies-
commissie van burgemeester en wethouders veel belangrijker. Dat er in
die commissie continuiteit bestaat, is zeer wenselijk. Spreker zou er ook
huiverig voor zijn daarin verandering te brengen. Het vorderen gebeurt
in onze gemeente echter zeker niet dagelijks. Vorderingen hebben nooit
zo'n verschrikkelijke haast dat het vacuum dat formeel zou ontstaan,
niet even zou kunnen bestaan. Nu burgemeester en wethouders eerst op
de 29ste september met dit voorstel komen, brengen zij de raad een beetje
in een dwangpositie.
Naar aanleiding van het gesprokene door de heer Reijnders merkt
spreker op, dat van de beslissingen van de vorderingscommissie geen
appêl mogelijk is op de kantonrechter. Slechts wanneer door de vorde-
ringscommissie een advies wordt uitgebracht dat niet met algemene
stemmen is genomen, is beroep mogelijk bij gedeputeerde staten. De kan-
tonrechter komt slechts te pas aan gevallen van uitzetting e.d. Het ligt
dus enigszins anders dan de heer Reijnders veronderstelde.
Summa summarum gelooft spreker, dat burgemeester en wethouders
door de commissie te benoemen die zij altijd gehad hebben, een goede
daad doen. Wij mogen blij zijn wanneer dit gezelschap, dat al zoveel jaren
deze moeilijke en ongetwijfeld dikwijls vervelende materie behandelt, dit
verder wil blijven doen. Maar laten burgemeester en wethouders zich
realiseren, dat zij ter benoeming in de vorderingscommissie een aantal
mensen aanbevelen die in deze materie al een andere taak hebben en die
daardoor naar sprekers gevoelen lijden aan een incompatibiliteit. Spreker
meent dat een maand uitstel het woningbeleid van deze gemeente geen
ernstige schade zal doen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen zegt, dat de heer Reijnders heeft betoogd
dat we in tijdnood komen, welke mening door de heer Zeelenberg niet
wordt gedeeld. Als deze commissie echter niet wordt herbenoemd, is er
per 1 oktober formeel geen commissie meer. Des te meer moet spreker
toch wel bezwaar maken dat deze benoeming op de 29ste september
aan de orde wordt gesteld. Het is het hele jaar door bekend geweest, dat
deze commissie op 1 oktober aftreedt. Deze kwestie had in de vorige
vergadering aan de orde kunnen worden gesteld, desnoods in de vergade-
ring van juni. Spreker is dankbaar dat de voorzitter toegeeft, dat bur-
gemeester en wethouders, uit deferentie voor de raad, eigenlijk van hun
standpunt aan de raad hadden moeten kennis geven. Dan was er een
behoorlijke nota gekomen en dan hadden de verschillende kanten van
dit probleem bekeken kunnen worden. Nu hebben we weer een vrij on-
overziehtelijk debat, doorkruist met alle mogelijke competentie-kwesties.
Spreker heeft zo'n beetje het gevoel dat enigszins met het mes op de keel
thans een beslissing moet worden genomen, want er kan zich een urgent
geval voordoen en dan staat men voor de werkelijkheid dat er wat ge-
beuren moet. Spreker vindt dat in het openbare leven altijd een beslissing
die hem niet ligt. Spreker heeft wel zoveel wetsgetrouwheid geleerd, dat
hij op dit punt niet zal doorgaan, maar volstaat met de uitspraak, dat,
als hier weer een debat over moet komen, het dan van de zijde van bur-
gemeester en wethouders beter voorbereid moet worden, opdat hierover
met vrucht gesproken kan worden.
De heer Ir. Kooijmans zegt, dat deze commissie door de raad, krachtens
de wet, is benoemd als adviescommissie inzake vordering. Nu hebben
burgemeester en wethouders van deze commissie gebruik gemaakt door
haar te laten adviseren over het toewijzen van woonruimte. Stel eens dat
burgemeester en wethouders deze aanbeveling terug nemen en in de
volgende vergadering een aanbeveling met andere namen voorleggen. Wie
waarborgt echter de raad, dat burgemeester en wethouders ook die com-
missie, indien zij door de raad aanvaard wordt, weer niet zullen gebruiken