244
29 september 1955.
De heer Beijnders meent het in laatste instantie door de voorzitter ge-
spiokene, wel even te kunnen aandikken. Spreker gelooft dat bij alle
commissieleden, indien ze worden benoemd zoals de heer Zeelenberg het
hier neemt, weinig animo zal bestaan om uitsluitend lid van de vorde-
ringscommissie te zijn. Deze heren redeneren zo, dat zij de gevallen van
het begin af tot het einde meemaken en daardoor juist het vorderen van
woningen goed kunnen beoordelen. Dit zullen de in deze raad zittende
leden van deze commissie kunnen bevestigen.
De Voorzitter zijn deze woorden uit het hart gegrepen, omdat hij deze
waarschuwing toch ook even meende te moeten laten horen.
Mevr. van Nispen vindt dit jammer en heel bedekt. Spreekster is met
veel sprekers eens, dat de raad de commissieleden hartelijk moet danken
en blij moet zijn dat zij dit werk willen doen. Men heeft de commissie
gesierd met de naam „team". De voorzitter stelt zich min of meer op het
standpunt dat er iets anders met de commissie zou kunnen gebeuren.
Spreekster wil dan verklaren dat er nooit een team geweest is. Als er
een team voor een belangrijke zaak bestaat, dan dient dit zo'n brede
visie op de dingen te hebben, dat het ook de menïng van anderen wil
horen, al was het alleen maar ter versteviging en ter consolidatie van
eigen positie in het mooie werk dat verricht wordt.
De Voorzitter wil onder het oog brengen dat het zeer wel mogelijk is,
dat de commissieleden zullen zeggen, wanneer wij de hele voorgeschiedenis
doen en juist waarop het aankomt wordt ons ontnomen, dan ontbreekt
een wezenlijk element in de taak die wij ons gesteld hebben, waardoor
die taak niet meer goed kan worden vervuld. Dit bedoelde spreker met
zijn waarschuwing. Het was zeker niet als dreigement bedoeld.
Spreker vraagt of de bezwaren misschien kunnen worden ondervangen
als het college toezegt dat het volgend jaar deze zaak tijdig aan de orde
zai worden gesteld vergezeld van een breedvoerige nota?
De heer Mr. Zeelenberg gelooft, dat het grootste bezwaar, van de leden
die hem in zijn gedachtengang niet helemaal willen volgen, hierin zit,
dat zij vrezen voor een vacuum. Dat betekent dus, dat zij menen, dat op
dit moment een vorderingscommissie moet worden benoemd, onidat het
college daar de volgende week over moet kunnen beschikken. Spreker
heeft al gezegd, dat hij de vrees voor dat vacuum niet zo sterk deelt.
Niettemin gelooft spreker dat een oplossing mogelijk is, wanneer de nu
voorgestelde leden der vorderingscommissie voor korte termijn worden
benoemd, b.v. tot 1 januari a.s.
De heer Mr. Dr. van Bruggen meent, dat het laatste voorstel van de
voorzitter het altematief is. Dit had eigenlijk deze keer aan de orde
moeten zijn. Spreker gaat er mee accoord, dat in deze omstandigheden
de voorgestelde leden in de commissie worden benoemd, met de toezeg-
ging, dat het volgend jaar het hele probleem met al zijn competentie- en
andere kwesties, aan de hand van een nota wordt behandeld. Een vacuum
mag er niet zijn. De raad heeft de publieke plichf thans een commissie
te benoemen.
De heer Mr. Zeelenberg zegt, juist voor te stellen de commissie te be-
noemen tot 1 januari.
De heer Mr. Dr. van Bruggen gelooft dat dit niet kan. Als een commis-
sie voor een jaar moet worden benoemd, dan kan dat niet voor een kor-
tere tijd. Spreker neemt voor dit ogenblik met de toezegging van de
voorzitter genoegen. Spreker meent dat het niet zo ver mag komen dat
de raad zou weigeren te stemmen.
De Voorzitter zegt, dat duidelijk in de wet staat dat benoeming voor