7 2e Afd. 26 januari 1956. GELDLENING f 1.000.000,—. De Raad der gemeente Heemstede; gehoord het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 170 en 228 der Gemeentewet; BESLUIT ten iaste der gemeente Heemstede, hierna te noemen geldneemster, een geldlening aan te gaan groot f 1.000.000,met de Rijkspostspaarbank te Amsterdam, hiema te noemen geldgever, tegen een koers van 100% en verder op de grondslag van de navolgende voorwaarden: Artikel 1. Geldgever verbindt zich om het bedrag der geldlening na ontvangst van een door de burgemeester en de ontvanger ondertekende sehuldbekentenis aan geldneemster te voldoen op 1 maart 1956 tegen een koers van 100 Artikel 2. Geldneemster verbindt zich om over het onafgeloste nominaal bedrag der geldlening een rente te betalen berekend naar 3 9/16 (drie en negen zestiende procent) per jaar, vervallende in halfjaarlijkse termijnen, telkens op 1 maart en 1 september, voor het eerst op 1 september 1956, over het alsdan verschenen tijdvak, alsmede om het bedrag der lening terug te betaten in veertig gelijke jaarlijkse termijnen, telkens op 1 maart van de betreffende jaren, voor het eerst op 1 maart 1957, te weten in de jaren 1957 tot en met 1996 telkens f 25.000,per jaar. Artikel 3. Vervroegde aflossing zal vôôr 1 maart 1966 niet mogen plaats hebben. Op of na 1 maart 1966 is geldneemster uitsluitend op de aflossingsver- schijndata bevoegd tot vervroegde of versterkte aflossing over te gaan en wel in de jaren 1966 tot en met 1970 tegen de koers van 101% procent en gedurende de verdere looptijd tegen de koers van 101 procent. Artikel 4. De uitbetaling zal geschieden door overschrijving bij de Hoofdbank van de Nederlandsche Bank, ten gunste en op naam van geldneemster. Deze overschrijving zal eerst geschieden na overlegging door geldneemster van een schuldbekentenis opgemaakt overeenkomstig het ontwerp van geld- gever. Artikel 5. Uiterlijk vier dagen na de overschrijving zal de geldneemster aan de directeur van de Rijkspostspaarbank, hiema directeur genoemd, doen toekomen een door de gemeente-ontvanger ondertekende verklaring op- gemaakt overeenkomstig het ontwerp van geldgever. Is de vijfde dag na de overschrijving voormelde verklaring niet in het bezit van de directeur, dan zal geldneemster aan geldgever behalve de overeengekomen rente een boete verschuldigd zijn van vijf en twintig gulden 25,voor elk dag, waarop de verklaring later dan de vijfde dag na de overschrijving in het bezit van de directeur zal zijn, onverminderd het recht van geldgever om krachtens artikel 10 dezer bepalingen het overgeschreven bedrag met renten en kosten berekend van de dag van overschrijving af onmiddellijk op te eisen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 13