8
4e Afd.
26 januari 1956.
STICHTING VAN AUTO-BOXEN OP INPANDIGE TERHEINEN.
Aan de Raad,
Door het lid van Uw college, de heer Th. Verhoeven zijn aan ons schrif-
telijke vragen gesteld betreffende de stichting van een aantal boxen-
garages op het binnenterrein omsloten door de Jan van Goyenstraat, de
Pieter de Hooghstraat en de Paulus Potterlaan. De betrekkelijke brief
hebben wij bij de stukken voor U ter inzage gelegd.
Een uittreksel uit de plantekening, behorende bij herziening XVII A
van het uitbreidingsplan der gemeente, betreffende de terreinen van het
Bronsteepark, d.d. 26 juli 1934, no. 65, ligt eveneens voor U ten Raad-
huize ter inzage.
Uit die kaart blijkt op welke wijze de bebouwing der omliggende straten
en de verkaveling van het binnenterrein moeten plaats hebben. De firma
van Houten Co. alhier heeft een verzoek bij ons ingediend om ver-
gunning voor de stichting van 30 autoboxen op dit binnenterrein.
Uit de mede voor U ter inzage liggende, bij de aanvraag overgelegde te-
kening blijkt, dat met de bouw van deze boxen zou worden afgeweken
van het uitbreidingsplan. In eerste instantie werd dit verzoek door ons
afgewezen; in de eerste plaats omdat het ontwerp in strijd is met het
uitbreidingsplan, maar ook omdat een bezwaarschrift, ondertekend door
zeventien bewoners van de Pieter de Hooghstraat en de Paulus Potter-
laan tegen inwilliging van het verzoek bij ons was ingediend.
De firma van Houten Co. heeft daarna een verklaring aan ons over-
gelegd, ondertekend door tien bewoners van de Jan van Goyenstraat, drie
van de Paulus Potterlaan en één van de Pieter de Hooghstraat, dat deze
geen bezwaar hebben tegen de eventuele bouw van autoboxen op het be-
doelde terrein.
De bebouwing van dit inpandig terrein heeft reeds meermalen de be-
langstelling van garagehouders gaande gemaakt. In 1930 werd, naar aan-
leiding van een verzoek om medewerking voor de bouw van een garage-
bedrijf, door het toenmalige college van burgemeester en wethouders be-
richt, dat het bereid was, onder bepaalde voorwaarden, tot de bouw van
zodanig bedrijf mede te werken. In 1932 kwam verzoeker op zijn aan-
vraag van 1930 terug, doch toen werd het verzoek afgewezen omdat het
plan in strijd was met het uitbreidingsplan en enige bepalingen van de
bouw- en woningverordening. Men overwoog toen, dat het terrein volgens
het uitbreidingsplan bestemd was voor tuin en de omwonenden door de
bebouwing met een garage gedupeerd zouden worden. Ook achtte men het
niet juist, de verzoeker vrijstellingen te verlenen ten nadele van anderen.
In 1948 werd een gelijk verzoek afgewezen op grond van de bedrijvenver-
ordening dezer gemeente, welke in 1930 nog niet bestond, en uit overwe-
ging dat, waar de grond gebruikt werd als tennisveld, de stichting van
een garage waarvan de omwonenden hinder zouden kunnen ondervinden,
niet wenselijk werd geacht-
In 1953 werd opnieuw een verzoek tot stichting van een garage afgewezen
uit overweging dat de vestiging van een garage op een inpandig terrein
in een woonwijk niet gewenst geacht werd, omdat de algemene rust in
een dergelijke wijk daardoor verstoord zou worden.
Kortgeleden werd vergunning gevraagd voor de bouw van autoboxen en
niet voor de stichting van een garagebedrijf, doch de meerderheid van-
ons college heeft desondanks het standpunt ingenomen, dat door een wij-
ziging van het uitbreidingsplan om de bebouwing van dit binnenterrein
met autoboxen mogelijk te maken, het overgrote deel der omwonenden
al te zeer zou gehinderd worden. Immers redeneert zij de eigenaren
van de woningen aan de Paulus Potterlaan en de Pieter de Hooghstraat
hebben deze huizen gekocht in de overtuiging dat het binnenterrein be-