12
26 januari 1956.
bebouwing van dit terrein juridische moeilijkheden vastzitten.
Enige mildheid ten opzichte van het terrein aan de P. de Hooghstraat
zou indien juridisch mogelijk misschien toch niet kwaad zijn. Laten bur-
gemeester en wethouders deze zaak nog eens grondig onderzoeken. Indien
er eventueel een mogelijkheid voor bebouwing is, laten de leden van het
college dan tot elkaar komen om een modus te vinden om de verzoekers
ter wille te zijn. Spreker gelooft niet dat deze tegemoetkoming in die
mate kan zijn dat daar 30 autoboxen kunnen worden gebouwd.
Ten slotte wil spreker, met het oog op het steeds toenemende auto-
verkeer, het college nogmaals op het hart drukken te zorgen voor de L
nodige speelterreinen, opdat de kinderen niet op straat behoeven te spelen.
Hiervoor zou mogelijk ook het besproken terrein dienstig kunnen zijn.
He heer Zegwaart kan het met veel wat door de heer Verhoeven naar
voren is gebracht eens zijn. Spreker stelt er prijs op te verklaren, dat hij
wel degelijk gevoel heeft voor autobezitters en een open oog heeft voor
het feit, dat deze mensen er mede zouden zijn ingenomen indien zij hun
auto behoorlijk zouden kunnen stallen. Maar dit probleem dient gesteld
te worden tegenover het probleem van de woningbouw. Spreker zou dan
ook wel eens graag willen horen hoeveel arbeidsuren en materiaal in de
bouw van deze 30 autoboxen zit. Als de woningnood maar enigszins opge-
lost was, zou spreker gaarne zijn medewerking aan de bouw van garages
willen geven.
Er is echter nog een tweede argument waarom spreker het met de
meerderheid van het college eens is. De heer Verhoeven heeft gezegd, dat
een van zijn, vele vrienden, als er een auto passeerde, zou hebben gezegd:
daar gaat weer zo'n kreng. Mogelijk heeft men spreker daarop aangezien,
maar spreker wil wel verklaren dat hij graag een auto zou willen hebben.
Als op het onderwerpelijke terrein 20 of 30 boxen-garages zullen komen,
dan is het geen garagebedrijf, althans het heeft die naam niet, maar het
zai er toch heel dicht aan toe komen. Spreker woont zelfs tegenover een
garagebsdrijf waaraan ook stalling verbonden is. Hij durft gerust te zeg-
gen, dat praktisch de hele nacht door de garagedeur wordt opengegooid,
het garagelicht schijnt in de slaapkamer, kortom zo'n bedrijf veroorzaakt
in de omgeving een grote onrust. De heer Reijnders heeft daar eveneens
reeds op gewezen. Als men deze grond heeft verkocht aan mensen die
daar zijn gaan wonen in het vooruitzicht dat zij daar rustig zouden kunnen
wonen omdat daarop geen bedrijven zouden mogen worden gesticht, vindt
spreker het ongepast om daar nu een eind aan te maken.
De heer van Hees gelooft niet dat het daar een garagebedrijf zal wor-
den. Bij boxen-garages heeft iedereen zijn eigen box. Men haalt 's morgens
zijn auto en plaatst hem er 's avonds weer in. Het wordt heus overdag
geen in- en uitrijden. De rust is z.i. verzekerd. Spreker gelooft voorts, dat
er toch met dit terrein iets zal moeten gebeuren. Blijft het zo liggen dan
wordt het een vuilnisbelt. Komt er een groot gebouw dan is het voor de
omwonenden nog nadeliger. Over deze lage garages kunnen de mensen
heen zien. Indien de omwonenden er prijs op stellen dat dit terrein niet
bebouwd wordt, laten zij dan allemaal er een stukje van kopen.
De Voorzitter zegt, dat blijkens het gesprokene door de heren Verhoeven,
Zeelenberg, Weijers en van Hees, deze heren zijn teleurgesteld over de
houding van de meerderheid van het college van burgemeester en wet-
houders. In dit geval dient men echter te sprekeri over het voorstel van
burgemeester en wethouders. Voorstellen aan de raad toch worden zeker
niet altijd met de instemming van alle leden van het college gedaan.
De heer Verhoeven gaat zelfs zo ver dat hij de geest van het college
benauwd noemt en dat hij het college eigenlijk verwijt dat het niet voor-
uitziet. Wanneer de heer Verhoeven meent dat het college niet vooruit-