26 januari 1956.
krijgen een gezin te vormen, mét alle funeste gevolgen van dien. Enige
malen is in Uw vergadering de zienswijze verdedigd, dat het onverant-
woord moet worden geacht geld te voteren voor gebouwen voor de pu-
blieke dienst bestemd, omdat mankracht en bouwmaterialen daardoor
worden onttrokken aan de volkswoningbouw die uiteraard moet preva-
leren. In zijn algemeenheid kan deze zienswijze natuurlijk niet door ons
worden onderschreven, maar toch schuilt m.i. hier een diepe waarheid in.
Ieder gemeentebestuur dient zich terdege af te vragen of een bepaald
bouwproject wel dermate urgent moet worden geacht, dat het in deze
tijd van woningnood mag worden gerealiseerd ten koste van de woning-
bouw ook al speelt het toegewezen bouwvolume voor hem geen rol. Ik
kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat in deze de gemeentebesturen
te zelfzuchtig handelen, ja onverantwoordelijk van urgentie spreken waar
hoogstens van wenselijkheid mag worden gerept. Zelfbeperking is hierbij
een eerste vereiste, al wara het alleen maar, omdat anders van Rijkswege
vërstrekkende maatregelen te verwachten zijn, die de autonomie der ge-
meente opnieuw gevoelig zouden treffen. Ik behoef U niet te wijzen op
de totaal onbevredigende toestand op woninggebied die ook in de gemeente
Heemstede heerst en verwijs daarvoor naar de driemaandelijkse overzich-
ten. Niettegenstaande wij alles naar vermogen in het werk stellen om
daaraan het hoofd te bieden, is van een daling van het aantal woning-
zoekenden geen sprake en het zijn in steeds toenemende mate de jonge
mensen die hiervan de dupe worden. Ook voor hen snelt het leven heen
en het is beschamend dat zo weinig ingezetenen van Heemstede, die zelf
ruim behuisd zijn en de mogelijkheid hebben een jong gezin een paar
kamers af te staan, doof blijven voor de hartekreet van hun naasten.
O, ik weet de bezwaren! Veelal wil men wel inwoning aanvaarden van
ouderen, doch ziet men op tegen inwoning van jonge mensen wier ge-
zinnen zich snel kunnen uitbreiden. En toch waag ik het over Uw hoofden
heen een dringend beroep te doen op talloze ingezetenen om zich daartoe
bereid te verklaren. Misschien hebben velen zich nog niet ten volle gerea-
liseerd hoe bitter deze woningnood voor dezen is en welk een mogelijkheid
hun geboden wordt om een ander mensenpaar gelukkig te maken. En
wie daartoe geen aandrang voelt ,,zal levenslang vruchteloos zoeken naar
het middel om zelf gelukkig te zijn". Overigens zullen wij niet naiaten
bij de bevoegde instanties steeds ma'ar weer aan te kloppen om bij de
komende verdeling van het bouwvolume ons rechtmatig aandeel toege-
wezen te krijgen.
Ook voor mij zijn de jaren voortgesneld. Mijn eerste ambtsperiode in
Heemstede is nagenoeg verstreken. Tcen enkele maanden geleden da Com-
missaris der Koningin zich tot mij wendde met de vraag of ik een her-
benoeming ambieerde, heb ik daarop uit de grond van mijn hart met
„volgaarne" geantwoord.
Heemstede is mij lief geworden. Zes gelukkige jaren mocht ik met mijn
gezin te midden van U doorbrengen. Dieper dan 6 jaar geleden is nu het
besef, welk een voorrecht het is, burgemeester te mogen zijn in Uw
gemeente, waar de bestuursverhoudingen gekenmerkt blijven door good-
will en onderling vertrouwen, waar de geest gezond is en waar ik mij
geschraagd weet door medebestuurderen en ambtenaren van hoog tot
laag. Dat zal mij een aansporing te meer zijn, mijn taak als een dienende
te blijven zien.
Een overzicht van de belangrijkste feiten en gebeurtenissen, die zich
in het oude jaar hebben voorgedaan, zou U, naar ik vermoed, weinig
nieuws hebben kunnen vertellen, naast de kwartaalsberichten die U thans
geregeld worden toegezonden.
Daarvoor achtte ik Uw tijd te kostbaar. Vandaar dat ik meer een
persoonlijk woord tot U sprak waaraan ik nog wil verbinden een woord
van diepe erkentelijkheid jegens de pers, die meer dan vroeger aandacht