64
31 januari 1956.
verstaat. Maar dat is juist een omstandigheid waaronder de mensen veel
meer van de bussen gebruik maken dan bij goed weer. Spreker merkt dit
°°k aan als uitzonderlijke omstandigheden. Spreker heeft alleen gezegd
dat de service goed is in normale omstandigheden. Ook wil spreker toe-
geven dat het op de spitsuren zeer vaak voorkomt dat de bussen overvol
zijn. In het algemeen heeft spreker echter voor de verleende service de
grootste achting. Naar de geuite klachten zal een onderzoek worden in-
gesteid.
Ook is spreker van mening dat in ons klimaat bij elke halte een schuil-
gelegenheid moet zijn opdat de passagiers droog kunnen staan en uit de
wind. Ook daaraan zal aandacht besteed worden.
De heer Mr. Zeelenberg wijst er op dat het bij de dienst Haarlem-Leiden
helemaal iets verschrikkelijks is. Als men om kwart voor 8 aan de van
Merlenlaan op de bus gaat staan wachten dan staat men daar om kwart
over 8 nog. Misschien kan men bij de Kerklaan eens een keer een bus
krijgen. Bij de van Merlenlaan en Rijnstraat lukt dat niet. Dat-is-meer-
dan-treurig. De woorden van de voorzitter gaan spreker uiteraard wat te
ver.
De Voorzitter antwoordt, dat hij van deze dienst weinig gebruik maakt
Wel maakt hij gebruik van lijn 1 waar hij toch eigenlijk weinig klachten
over heeft. Nu verschillende leden, speciaal over de spitsuren klachten
hebben, is spreker bereid dit onder het oog van de N.Z.H.V.M. te brengen
en te vragen om meerdere bussen in te schakelen
De heer Scheer verstaat onder het spitsuur ook de tijd rondom half 8,
wanneer de mensen naar Haarlem gaan voor het bezoeken van schouw-
burg, theater, enz. Dan komt het dagelijks voor dat de passagiers aan de
halten Adr. Pauwlaan, J. v. Goijenstraat, om nu maar op Heemsteeds ge-
bied te biijven, in regen en wind, volle bussen zien voorbijgaan en dat alles
omdat de N.Z.H.V.M. het wel geiooft.
De Voorzitter merkt op, dat de mensen niet naar Haarlem moeten gaan
maar naar het Minerva theater.
De heer Scheer antwoordt, dat dit theorie is. We hebben op het ogen-
blik met de praktijk te maken.
De Voorzitter wil nog even ingaan op het gesprokene door de heer van
Bruggen terzake van het verlenen van inwoning. Spreker oppert de ge-
dachte dat hier misschien ook een taak ligt voor de kerkgenootschappen
om in deze een beroep op hun gemeenteleden te doen. Spreker zou dit
verzoek graag aan de heer van Bruggen willen overgeven. Mogelijk dat
meerdere kerkgenootschappen een beroep op hun gelovigen zouden kun-
nen doen.
De heer Vran Houten, wethouder, nog even ingaande op het gesprokene
door de heer Weijers, zegt, dat het aantasten van de reserve met een be-
drag van 1 2 miljoen, hem, in verband met de beschikbare reserve toch
wel een zodanig groot bedrag voorkomt, dat daar een gevaar in schuilt.
Spreker is het wel met de heer Weijers eens dat een zeker bedrag uit de
reserve kan worden aangewend voor het bouwen van woningen, indien
dit tenminste van hogerhand wordt toegestaan. Maar dan zal wel degelijk
moeten worden overwogen tot welke orde van grootte dit bedrag moet
behoren. De gemaakte opmerkingen over de financiele verhouding geven
spreker geen aanleiding daar nog verder op in te gaan.
De heer Van Lent, wethouder, zegt, dat door de heer Weijers als het
ware tot burgemeester en wethouders het verwijt is gericht dat zij wel
plannen maken voor het uitbreiden van het raadhuis enz. maar dat zij
geen plannen zouden hebben gemaakt voor het bouwen van woningen.
Deze plannen liggen wel degelijk klaar en zo gauw als de mogelijkheid