68
31 januari 1956.
schrijving is gelijk aflossing. Dat is in principe juist.
Daarnaast heeft de wethouder van de bedrijven gezegd en dat heeft
spreker volmondig toegegeven, dat de winst van een gemeentebedrijf niet
altijd zuivere winst is. Als men een commerciële boekhouding voert kan
men zien wat er uitgegeven is en wat er uitgegeven moest worden. Brengt
men daarbij de winst tot de juiste proporties terug, dan blijft er altijd
nog over. De wethouder heeft er voorts op gewezen, dat in de mate van
toeneming van deze bedrijfsoverschotten een decrescendo is waar te
nemen. Spreker is dat met hem eens. Maar er blijft toch altijd nog over.
Spreker blijft van mening dat dat niet nodig is wanneer het verbruik goed
geschat wordt door een normaal accres in de schätting op te nemen.
Spreker kan op het ogenblik niet beoordelen hoe groot het accres is. Een
en ander geldt in het bijzonder voor het elektriciteitsbedrijf. Spreker blijft
met argusogen de overschotten van de bedrijven in volgende jaren gade-
slaan.
De heer Mr. Van Wijk, wethouder, zegt, dat men zich kan afvragen
waarom men de bedrijven nog zal aanhouden en waarom men zich op een
gegeven ogenblik niet zou uitleveren aan a, b, of c, wanneer het niet
was om de kleine mogelijkheid die hierin voor de gemeente, die gezins-
tarieven heeft, is gelegen om daaruit enig gemeentelijk inkomen te ont-
vangen. Dat behoeft op zichzelf nog niet verkeerd te zijn. Spreker heeft
het vorige jaar al betoogd, dat de inkomsten van de bedrijven dan komen
uit het luxe-verbruik. Spreker zou het gevaarlijk vinden als dit stukje
belastinggebied zou worden afgekapt. Waar andere mogelijkheden voor
gemeentelijk inkomen zo gering zijn, meent spreker dat hier nog wel enig
overschot uit mag voortkomen. Hoe groot dat is, is op dit moment niet
na te gaan, maar naar zijn mening zal het heel weinig zijn, te weinig zelfs.
De heer Mr. Zeelenberg is van mening dat de wijze van afschrijving bij
de bedrijven toch een punt van overweging moet worden. Spreker stelt
het geval dat de gemeente op een gegeven moment met een volstrekt ver-
ouderde en zeer grote bedragen aan vemieuwing vragende installatie zit.
Reeds zonder dat men rekening houdt met de veel grotere bedragen die
in de toekomst per jaar voor de nieuwe installaties nodig zullen zijn,
kncpen wij steeds minder gemakkelijk bij de bedrijven de touwtjes aan
elkaar. Komen daar dan die zoveel duurdere installaties bij, dan is het
de vraag of het nog wel verantwoord is om deze vernieuwingen aan te
brengen. Spreker herhaalt dus hetgeen hij het vorige jaar reeds gezegd
beeft, of het wel economisch verantwoord is om deze hele zaak nog aan
te houden. Het is toch iets wonderlijks dat, wat door de gemeente Haar-
lem wordt gemaakt, door de gemeente Heemstede aan Heemsteedse inge-
zetenen met winst wordt verkocht. Spreker zegt helemaal niet dat de in-
woners nu maar rechtstreeks van Haarlem moeten gaan betrekken.
Spreker kan zich evenwel de constructie voorstellen, hij noemt maar wat,
dat de inwoners de elektriciteit rechtstreeks van het P.E.N. betrekken,
hoeveel gemeenten hebben deze vorm niet, en dat het gas rechtstreeks
ais hoogovengas of wat dan ook aan de inwoners wordt geleverd. Dan
hebben wij het hele bedrijf niet meer nodig en kunnen straks ook niet voor
onverwachte grote kapitaalsuitgaven komen te staan. Spreker zou naar
deze materie graag door een deskundige die op dit terrein gespecialiseerd
is een waarlijk ernstig en diepgaand onderzoek ingesteld willen zien. Het
antwoord van het college. op vraag 14 geeft naar sprekers gevoelen toch
te veel de indruk dat de raad met een kluitje in het riet wordt gestuurd.
De Voorzitter zegt, dat het college zeer zorgvuldig de bewoordingen van
het antwoord heeft geformuleerd. Het gehele college deelt het standpunt
van de heer Zeelenberg niet.