âl januari 1956. 69 De heer Mr. Zeelenberg- vraagt of de mening van het college stount op een rapport, vage vermoedens of een studie. De Voorzitter is eventueel bereid om deze kwestie in een daarvoor speciaal belegde vergadering of een geheime vergadering nader aan de orde te stellen. Het lijkt hem beter daar thans niet dieper op in te gaan. De heer Mr. Zeelenberg vraagt of de raad van het deskundigenrapport mag kennis nemen. De Voorzitter antwoordt, dat hij niet over een deskundigenrapport heeft gesproken. Mogelijk dat het college nog een dergelijk rapport laat uit- brengen. De heer Reijnders meent, dat, als men groepen van verbruikers vormt en men neemt het verbruiksgemiddelde van deze groepen en men neemt daarbij in ogenschouw het te verwachten accres van de bevolking, men dan tot een zo juist mogelijk winstcijfer kan komen. Spreker meent dat dat de oplossing is. De Voorzitter: En de eventuele reservering. De heer Mr. Van Wijk, wethouder, zegt, dat wanneer in augustus de begroting wordt voorbereid, het verbruik tot en met juli bekend is. Bij de behandeling van de begroting door burgemeester en wethouders om- streeks november worden deze cijfers tot en met september bijgewerkt. De raming is dus gebaseerd op het verbruik tot en met september, waar- bij het hogere verbruik van het vorig jaar is gevoegd. De oorzaak van de toeneming van het verbruik moet waarschijnlijk gezocht worden in de welvaart die er heerst. In antwoord op het gesprokene door de heer Zeelenberg zegt spreker, dat wanneer gas, stroôm of water door derden aan de gemeentenaren wordt geleverd er t.z.t. ook hoge investeringen moeten plaats vinden. Gasleidingen zullen moeten worden voorzien; opvangcentrales zoals de watertoren of de gashouders zullen bij elke gas- of waterlevering moeten in stand worden gehouden. We zullen ze zelf als het ware moeten be- dienen. Men zal van ons verlangen zoveel gas af te nemen als geborgen kan worden, want de toevoerleiding kan worden afgesloten of er kan een ongeval gebeuren. Voor het gas zal men een buizennet beschikbaar moeten stellen met de aansluitingen aan de huizen. Met wie men ook een con- tract sluit, altijd zullen die voorwaarden worden gesteld. Onze gemeente- naren zullen dus die investeringen zij het niet via een rekening van onze bedrijven maar dan van een ander bedrijf, moeten betalen. Met betrek- king tot de afname van elektriciteit ligt dat enigszins anders, omdat het P.E.N. over het algemeen zelf levert, zeif meters plaatst, controleert, in- casseert enz. Bij elektriciteit heeft men ook geen opvangcentrale nodig. Misschien zal het P.E.N. echter verlangen dat onze ieidingen in orde zijn althans dat Heemstede een distributienet heeft. Maar als dat vernieuwd moet worden, zal het P.E.N. in het contract rustig een clausule maken dat dan zoveel toeslag wordt geheven van de gebruikers die op het nieuwe net zijn aangesloten. En dat is ook logisch. Het is eigenlijk een beetje verschuiven van het een naar het andere. Het kan niet zoveel verschillen. Bij eigen distributiebedrijven heeft men echter nog een zekere mogelijk- heid om bij zuinig beheer, dat men zelf in de hand heeft, iets voor de gemeentekas over te houden. De heer Verhoeven zegt, dat de vraag of de bedrijfswinsten het sluit- stuk van de begroting moeten zijn, een oud onderwerp is, dat al meer- malen is aangesneden. Het antwoord van de wethouder tendeert echter toch wel in die richting. Naar sprekers mening is het niet de juiste poli- tiek om de bedrijfswinsten als een noodzakelijke bron van inkomsten te zien, zelfs niet nu het belastinggebied van de gemeente klein is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 43