31 januari 1956. 75 Hiema stelt de Voorzitter aan de orde de behandeling van de begroting voor het bedrijf van Openbare Werken voor 1956, op de gewone dienst aan baten en lasten aanwijzende een be- drag van f 1.433.182,27 en op de kapitaaldienst aan inkomsten en uitgaven een bedrag van 30.985,45. De heer Drs. Weijers vestigt er de aandacht op, dat in de nieuwe wijken en dan doelt spreker voomamelijk op de Nobellaan en omgeving, de straten nooit op een of andere wijze gereinigd worden. De heer van Lent, wethouder, antwoordt, dat een dezer dagen de nieu- we veegauto in gebruik zal worden gesteld, waarmee men dan natuurlijk ook in de Nobellaan aan het werk gaat. De heer Zegwaart vraagt om toch vooral, als er een vacature is, waar- door promotie kan plaats vinden, hiervoor in de eerste plaats eigen per- soneel in aanmerking te doen komen. Spreker is overtuigd dat het college wel zal begrijpen waarom hij dit naar voren brengt. Hij acht deze zaak bij het college in goede handen. De Voorzitter antwoordt, dat deze materie tot de competentie van bur- gemeester en wethouders behoort. Zij zullen met het gedane verzoek rekening houden. De heer Scheer heeft het antwoord van burgemeester en wethouders op zijn vraag om tijdens een langdurige sneeuwperiode aan de ophalers van huisvuil een gratificatie te verlenen, niet kunnen bevredigen. Dit is werk dat geen dag uitstel kan lijden. Burgemeester en wethouders zeggen in hun antwoord dat een dergelijke gratificatie zich dan ook zou dienen uit te strekken tot andere groepen van personeel die genoodzaakt zijn onder minder gunstige omstandigheden hun werkzaamheden te verrichten. Spreker meent echter dat die hun werk nog wel eens kunnen omzetten. De vuilnisophalers moeten echter met zware vuilnisemmers over de gladde straat lopen, waardoor zij extra arbeid leveren. Op een andere plaats in de memorie van burgemeester en wethouders wordt gesproken over een beloning naar prestatie. In dat licht gezien zou spreker het juist achten wanneer burgemeester en wethouders voor de door hem bedoelde prestatie een kleine vergoeding zouden willen geven. De heer Zegwaart is blij dat de vragensteller zich ontpopt heeft omdat de vraag anders aan hem toegeschreven zou kunnen worden. Deze kwestie moet echter op een andere wijze worden opgelost. De wethouder voor de bedrijven weet wel dat spreker hiervoor al eerder een suggestie heeft gedaan. Spreker acht het niet onwaarschijnlijk dat hiervoor in de loop van het jaar wel een oplossing wordt gevonden. Spreker is van mening dat de oplossing gevonden moet worden in een hogere waardering van de arbeid van deze mensen. Dit is een oplossing die geen moeilijkheden zal doen ontstaan. De heer Mr. van Wijk, wethouder, zegt, dat het college in het algemeen op het standpunt staat, dat gratificatie geen verkapte loonsverhoging moet worden, omdat het een onjuist lapmiddel is. Bij elke arbeid zijn soms slechte omstandigheden. Dat moet door elkaar genomen worden en zo is het ook met het huisvuil ophalen. Een andere vraag is, of deze groep in de juiste klas is ingedeeld of dit werk dus niet onderbetaald wordt. Dit moet echter op eigen merites bekeken worden. Dan bekijkt men de zaak zuiver en vermijdt men lapmiddelen die alleen maar verwar- ring brengen. Zou zich 6 of 7 weken sneeuw voordoen, dan is er misschien wel aanleiding om een gratificatie toe te kennen. Indien het een paar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 49