31 januari 1956. openbare raad kan worden medegedeeld, maar elke opmerking" zal bij spreker een zeer willig oor vinden. De heer Van der Linden zegt, door het antwoord van burgemeester en wethouders op zijn vraag inzake het geven van muzieklessen als vakon- derwijs op de scholen, niet veel wijzer te zijn geworden. Toch zou spreker de wethouder willen vragen of de raad in de loop van dit jaar aangaande deze zaak voorstellen tegemoet kan zien. De heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat de heer van der Linden uit het antwoord van burgemeester en wethouders niet meer mag opmaken dan er staat. Hij mag dus niet concluderen dat deze zaak al voor elkaar is. Uit het antwoord blijkt dat er wel mogelijkheden zijn, ook al verzet de l.o. wet zich tegen het vak muziek. Spreker mag er aan herinneren, dat in de afdelingen er over geklaagd is, dat het rumoer bij jeugdconcerten vaak het kunstgenot verloren doet gaan. Spreker moet er op wijzen dat tussen deze twee zaken verband ligt. Wanneer Marinus Adam een inlei- ding houdt en daarbij spreekt over de klarinetpartij en 80 van de leer- lingen weet niet of een klarinet tot het hout of het koper behoort of een strijkinstrument is noch de afzonderlijke toon van een klarinet ooit ge- hoord heeft, dan kan een pedagogisch concert niet tot zijn recht komen. En nu is het jammer dat er nog stromingen zijn die doodsbenauwd zijn voor het geld dat het muziekonderwijs op school zou kunnen kosten. Zij menen dat men met het invoeren van muziekonderwijs eigenlijk van elke lagere school een soort conservatorium maakt. Daar moet natuuriijk geen sprake van zijn. Op de lagere school zal alleen het elementaire muziek- onderwijs onderwezen dienen te worden. De lagere school zai binnen het kader van het algemeen vormend onderwijs, de leerlingen geschikt moe- ten maken voor het luisteren naar een concert en het krijgen van smaak in de muziekbeoefening. Spreker zou het geen ramp vinden als voor dit doel, op de bekende Heemsteedse zuinige mariier, enig geld beschikbaar zou worden gesteld. De heer Mr. Zeelenberg heeft van de wethouder niets gehoord over het zingen op de scholen. In sprekers jonge jaren was het zangonderwijs op school een vak. Spreker merkt van het zingen van de kinderen op school nauwelijks iets. Het zingen is echter een zeer waardevol element bij de opvoeding van de kinderen in het algemeen en bij de voorbereiding voor het gevoel voor muziek in het bijzonder. Be heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat hij dit ten volle kan on- derschrijven. Gelukkig is het zingen volgens de l.o. wet nog altijd een vak. Er kan dan aan dat vak dus wat gedaan worden en dat wordt ook gedaan. Bij een van de nationale hoogtijdagen van het voorvorige jaar, bleek het in Heemstede niet mogelijk om alle schoolkinderen met elkaar wat liede- ren te Iaten zingen. Overleg tussen het gemeentebestuur en de hoofden van de verschillende scholen heeft er toen toe geleid, dat er e6n zeer breed algemeen aanvaard repertoire van schoolversjes totstand is ge- komen, waardoor de Heemsteedse jeugd van welke school ook, in staat is om gemeenschappelijk versjes te zingen. Zowel het hoofdencontact als het college, althans de wethouder, zijn in deze richting voortdurend werkzaam. De heer Mr. Zeeienberg zou graag zien dat hier en daar controlerend wordt opgetreden of men zich aan het lesrooster houdt en niet het vak rekenen onderwijst in plaats van zingen en dat men b.v. de leerlingen niet straft door geen zangles te geven. De heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat hij alleen bij het open- baar onderwijs contrôle kan uitoefenen. Men moet zich echter houden aan het lesrooster. De inspecteur van het l.o. kan daar natuurlijk ook niet iedere dag contrôle op houden. Op de openbare scholen wordt aan het les-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 59