31 januari 1956.
89
ten. Maar zolang men dit nagelaten heeft, heeft men niet het reeht om
er een woord over te zeggen.
De heer Mr. Zeelenberg gelooft, dat de sprekers van confessionele zijde
het niet bij het rechte eind hebben. Waar het hier om gaat is niet en moet
ook niet zijn het voorop gestelde doel om te trachten de mensen die noch
bij een Protestantse Kerk behoren noch R.K. zijn, in de protestantse en
katholieke tehuizen te krijgen. Het gaat hier om het steunen van pogin-
gen om de mensen die daar persé niet bij horen, van de straat te houden
en hen in goede banen te leiden. De heer Reijnders vergist zich wanneer
hij ten aanzien van het humanisme een parallel trekt met Erasmus. Want
het humanistisch etiket dat op een groot man als Erasmus gelegd wordt,
heeft een heel andere betekenis dan tegenwoordig aan de naam humanist
gegeven wordt. Toch heeft het Humanistisch Verbond, dat als zodanig
sprekers instemming bepaald niet heeft, een doelstelling, die .men op zich-
zelf moet eerbiedigen. Er is nu eenmaal in ons land een grote groep men-
sen die niet bij een kerk horen. Ten dele zijn dit mensen die het Godsbe-
staan ontkennen, ten dele ook zijn het alleen maar mensen die er niet
vân weten. Spreker gelooft ook, dat erkenning van de waarde die dit ver-
bond voor bepaalde bevolkingsgroepen heeft, meebrengt, dat de overheid
als zodanig daaraan zijn steun geeft, in dit geval dus de raad. Spreker zal
uit zijn particuliere portemonnaie nooit geld aan dit verbond geven, om-
dat hij het er niet mee eens is, maar wij zitten hier als overheid en iedere
emstige levensbeschouwing moet op steun van de overheid kunnen re-
kenen. Hij wil daarom wel, als vertegenwoordiger van de overheid, omdat
hij deze bevolkingsgroep in zijn waarde wil laten, medewerken aan het
verlenen van een subsidie aan het Humanistische Thuisfront.
De heer Drs. Weijers zegt, dat Erasmus evenmin humanist was in de
betekenis die de heer Reijnders daaraan geeft, als Welter conservatief is
zoals de heer Reijnders hem noemde.
Voor het overige kan spreker gedeeltelijk instemmen met het betoog
van de heer Zeelenberg. Het gaat spreker in dit geval echter niet tegen
de militaire tehuizen van het Humanistisch Thuisfront, maar tegen het
Humanisme als zodanig .Als particulier maar ook als lid van de overheid
kan spreker daaraan zijn steun niet geven.
De Voorzitter gelooft dat men voorbijziet dat het hier gaat om een sub-
sidie aan het militaire tehuis van het Humanistisch Thuisfront en dat
het niet gaat over het Humanisme. Spreker onderschrijft ten volle hetgeen
door de heer Verhoeven is gezegd en ook de motie die is ingediend. Er
zijn drie militaire tehuizen, n.l. van Pro Rege van de R.K. en nu komt in-
eens dit nieuwe tehuis er bij. Er wordt nu voorgesteld om aan ieder mili-
tair tehuis een subsidie van 100,te geven. De verhouding ligt natuur-
lijk verkeerd, want het is zeer de vraag of toevallig iemand uit Heem-
stede van een militair tehuis van het Humanistisch Thuisfront in Haarlem
of in een ander deel van ons land gebruik zal maken. Is deze zaak dan
van zo'n groot belang, dat hiervoor gemeenschapsgeld mag worden ge-
geven. De heren Zeelenberg en Reijnders menen van wel. Men moet echter
één ding goed beseffen, dat in het militaire tehuis van het Humanistisch
Thuisfront het Humanisme wordt gepredikt. Het grootste bezwaar tegen
het Humanisme is, dat het zich op één lijn stelt met de religie. Dat men-
sen die niet in God geloven proberen een waardig mens te zijn, is een
tweede. Spreker acht het fout om als overheid hieraan steun te verlenen.
De heer Disselkoen, wethouder, zegt, dat het niet waar is dat in de
humanistische militaire tehuizen het Humanisme wordt gepredikt, zoals
de voorzitter beweert. Door de militaire tehuizen van het Humanistisch
Front wordt gedaan wat de heer Zeelenberg uitnemend heeft aangevoeld,
n.l. het van de straat halen van onder militaire dienst zijnde jonge mensen